Logeren In Epe.
Het was een prachtige zomer, 1950. Ik was 16 jaar en ging 10 dagen logeren bij tante Jo, de kampvriendin van mijn moeder, die in kamp Solo naast ons lag met haar zoontje Adriaan (zie verhaal Solo). Mijn tante woonde in Epe op de Dellenweg, een weg dwars door de natuur, met hier en daar een huis, eenzaam, helemaal buiten. Het leek er zelfs op Indië. Overal bomen, bos en struiken, hier en daar verscholen een huis. Helemaal aan het eind een zandpad en dan de prachtige heide. Zij woonde bijna aan het eind van dat gebied, vlak bij de heide. Gelukkig was haar huis er, een van twee onder een kap, met ieder zijn eigen bosperceel. Van af de straat een kiezelpad naar de voordeur en opzij van haar bos een zandpad naar de garage. Het was echt een heerlijk jaren dertig huis, met een diepe kelder, kamer ensuite en openslaande deuren opzij naar een terras. Vanaf het terras kon je de straat niet zien en ook de buren niet door alle bomen, struiken en dennen. Zij had haar huis beeldig ingericht met allemaal prachtige Indische meubelen, beelden en veel Djokja zilver. Wij hebben samen heel gezellig thee gedronken op het terras, mijn koffer uitgepakt in mijn leuke kamertje, dat op de voortuin uit keek. Om twee uur ging de telefoon, een totaal geschrokken tante Jo vertelde ontdaan, dat haar jongste zus Sara gevallen was, een been had gebroken en geopereerd werd. Er was niemand om de leiding over het pension in Bergen- binnen over te nemen. Voor ik het wist was tante Jo met koffertje vertrokken naar Bergen-Binnen. Je redt je wel hé kind, ik bel je wel. Bij gewezen kampmensen is altijd genoeg te eten in huis, zo ook bij haar. Alles zat vol, de kelder, de ijskast, geen probleem. Doodse stilte ineens. Daar zat ik, moederziel alleen in Epe. Na een paar uur naar de Radio geluisterd te hebben, die ook nog eens heel slecht weer voorspelde heb ik wat te eten gemaakt. Er waren gehaktballen klaar in de pan, weer naar de radio geluisterd, naar alle waarschuwingen voor zware regenbuien, windstoten, enz.. Om tien uur naar bed gegaan. Om twaalf uur zat ik verstijfd rechtop in bed. Een storm was losgebarsten met vreselijke donderslagen, weerlicht, klappen, die zo hevig waren, dat ik doodsbang beneden ben gaan zitten. Kon het licht niet vinden in de pikdonkere kamer, de dikke gordijnen waren potdicht. Mijn ouders waren op vakantie, ik kon niemand bellen, wist niet wat te doen, vond eindelijk een lichtje en zat daar stil te bibberen. Lichtflitsen, klappen, weer lichtflitsen, dan ineens stortregens. Mijn lichtje ging uit, stroom was weg, wist niet waar kaarsen waren, hoorde overal vreemde, krakende geluiden en klapperen van dingen. Zocht naar de telefoon in de gang, zocht naar het telefoonboek, moest iemand zien te spreken. Ineens de deurbel, schrok mij kapot. Er zat een klein ruitje in de voordeur, keek naar buiten en zag een grote man staan met regenpak en paraplu. Hij draaide zich om en wees steeds naar de deur. Eindelijk durfde ik open te doen. Hij stapte naar binnen: "Kind" zei hij: "wat zal jij bang geweest zijn, wees nu niet bang, ik ben de buurman en kom even bij je zitten tot het ergste voorbij is". Hij deed eerst nieuwe zekeringen in de meterkast en toen alle lichten aan, maakte snel een kop thee voor ons en kwam bij mij zitten. "Zo erg is het in jaren niet geweest". Ik schatte hem ongeveer 70 jaar oud. Hij zag dat ik nog steeds onderste boven was. Hij vertelde, dat tante Jo voor haar vertrek met de auto langs was geweest en dat hij een gepensioneerde hoofdonderwijzer van een lagere school in Rotterdam was en met zijn vrouw, die ouder was, in het huis ernaast woonde. Voor wij het wisten was het twee uur en na alles nog eens nagekeken te hebben ging hij naar huis. Dankzij deze lieve onderwijzer heb ik toch nog een hele leuke tijd gehad op de Dellenweg. Iedere ochtend kwam hij koffie bij mij drinken op het terras, besprak alles met mij. 's Middags samen wandelen, over iedere vogel, iedere boom, iedere struik vertelde hij mij van alles. 's Avonds zat hij heel vaak ook nog een paar uurtjes bij mij op het terras en borduurde beeldige tafellakens. Er ging een rust van hem uit, die ik nog nooit bij iemand heb aangetroffen, er voor en ook er na niet. Zijn vrouw, die ziek was, verzorgde hij er ook nog even tussen door. Deze wijze man is nooit meer helemaal uit mijn gedachten verdwenen. En alles wat hij mij geleerd heeft ook niet. Toen tante Jo na een week terug kwam, vond ze een schoon huis en een opgewekte blije tiener. Dinkie
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten