donderdag 14 juni 2012

De oude dag van een kampkind.

Donkere wolken pakken samen nu begin april om ons even te laten voelen de zomer is nog ver weg. Hier sta ik dan in een heel oud en opgeknapt vlasboerderijtje in een Zeeuws dorpje, tussen de prachtige mooie verzameling oude spullen, die deze oude dame ook nog zullen overleven, een gewezen jappenkampkind, naast mij een lieve man een schat van een hond en kleinkinderen op nauwelijks 2 km afstand, oud maar toch zeer opgewekt, waarom ook niet en iedere maand genoeg geld om zonder al te veel zorgen te blijven drijven in het leven van vrijheid en zorgeloosheid, met op de achtergrond steeds onze heerlijke muziek, wel uit een heel ander tijdperk, maar wat een muziek , bij dat enorme keel gekrijs van tegenwoordig, klinken de harmonieuze klanken als een warme deken om mij heen doordrenkt van alle herinneringen die er mee gepaard gaan en dat zijn er niet weinig. Dan in eens in de winkel van Appie Heijn slaat de ellende toe, knie op slot, met een diepe kreun klap ik het er weer uit, de tweede knie, ja de afbraak heeft weer toegeslagen, een knie was kennelijk nog niet genoeg, toen kwam er ook nog een heup bij, toch nog te gelukkig, dan maar de laatste knie, gelukkig dat er van alles maar twee zijn. Afscheid nemen van muziek, huis, hond en mannetje, die met een wit gezicht zijn vrouw alweer moest afleveren bij het ziekenhuis in Assen. Daar dit mijn derde keer was, kwam ik lachend in de operatie kamer met mijn mp3 speler en 3 kussens onder mijn hoofd, de prik in de rug was voor de derde keer een complete verrassing, namelijk niet gevoeld, als ik niet een blok cement van onder was geworden, had ik het niet eens geloofd, wat dat betreft een diepe buiging voor de anesthesie van Assen, alhoewel buigen op dat moment volkomen buiten mijn vermogen lag, zaag en timmergeluiden van achter een groen gordijn, wat voor mij hing, verkondigde het eind van mijn zo lang gebruikte eigendom, de laatste knie. Na vier dagen verblijf aldaar de vrijheid tegemoet met twee krukken en 35 krammen en ook gelukkig wat magerder. Eerst gauw even naar mijn dochter in Appelscha voor een heerlijke stop en goede lunch, bijgekomen vertrokken wij daar om 6 uur met voorin een stapel kussens waarop het arme been kon rusten, richting Zeeland, een rit van drie uur en een kwartier, op zich niets ernstigs, maar de blaas redde dat helaas niet, moest ontlast worden. Kon een mens er maar een klem op zetten. Beide benen voorzichtig uit de auto, hopende bij het nette en schone benzinestation te zijn aangekomen, steunend op twee krukken, vriendelijk smilend naar alle nieuwsgierige blikken. Een grote bof, toilet met dame erbij. In een ondeugend moment even mijn wond met krammen laten zien, het effect was schitterend, dat luchtte op, verzachtte alles. Met veel egaars werd ieder obstakel verwijderd en vriendelijk nam ik afscheid. Weer de auto in tot de volgende benzinepomp, gelukkig niet meer dan twee keer in de hele reis. Thuis gekomen viel het vlotte jasje af en blij de tranen laten lopen, ik was weer heel thuis, heerlijk in mijn eigen bed, met eigen man, muziek en hond. Weer een mijlpaal op het pad van de afbraak. Nooit geweten dat negatieve dingen ook zo'n heerlijk gevoel van geluk kunnen geven, vooral als ze voorbij zijn. Op naar de volgende stap op deze ladder van ouderdom. De beste stap was het ontdekken en leren gebruiken op een voor oudere fantastische manier van de PC. Hierover later nog veel meer verhalen. Dinkie

zondag 15 april 2012

Lieve vriendin, je vroeg mij waarom wij dan daar weggingen, omdat ik mij er al weer zo thuis voelde. Vergeet niet dat mijn hele familie, ook mijn ouders en mijn moeder had longkanker in Holland zaten en naar ons uitkeken en dat mijn jongste zoon, Andy naar een goede middelbare school moest en terug naar zijn vrienden, daarom moesten wij weg, ik had ook nog drie volwassen kinderen in Holland, wij werden door alle Indische mensen en hun familie van het kantoor en thuis uitgezwaaid, maar toen ging het hele vertrek niet door, het kleine vliegtuigje dat ons uit Cilacap had moeten vliegen was kapot, er kunnen maar 12 mensen in, ik was als de dood als wij er mee moesten vliegen met verlof naar Djakarta, maar nu zouden wij voorgoed vertrekken, dus weer uit het vliegtuig en met alle mensen die ons uitzwaaiden weer naar ons huis, wat leeg en kaal was met alleen alle bloemen. Direct er na met een taxi naar Djokjakarta, uren over de wegen met regen en onweer, geen goed zicht en niet goed werkende ruitenwissers, halverwege was ook de taxi kapot, stonden wij bij een heel klein mini dorpje met wat hutten en daar, hoe was het mogelijk, was er in die kampong verderop een klein hotelletje en daar heeft de chauffeur gebeld voor een andere auto, na een paar uur kwam er toen een vw busje, met een fanatiek kretek rokende chauffeur en konden wij eindelijk verder naar, zoals de Amerikanen het noemden, Djojo. Uren later, vermoeid en hongerig in Djokjakarta in het Hilton Hotel, daar kregen wij alleen nog wat brood, meer hadden ze niet want het was na middernacht. De volgende dag naar het vliegveld en naar Djakarta, toen pas weer terug naar Holland, daarna nooit meer terug geweest. Ben met een papaya dieet daar 30 kilo afgevallen, onze buurman hier vroeg of ik misschien ziek was met je weet wel, zei hij, daar doe je dan al die moeite voor, hahaha, Dinkie.

Onze teckels

Flappie

Wij woonden nog pas heel kort in ons dorp en waren druk bezig met het landleven, eigen groentetuin, eigen kippen en ook ons eigen zuivere vlees, daarvoor hadden wij mesthanen genomen, die je zelf kunt vetmesten, het is in wezen allemaal zielig, maar wij wilden gezond leven, dus gingen wij het toch maar proberen. Fruitbomen stonden er al in de tuin, genoeg voor jam en ook voor eigen fruit, de tuin gonsde van activiteit en zo werden al onze plannen langzaam verwezenlijkt. Maar ja, er komt een moment dan moeten de mesthanen geslacht worden, dat ging ons een straat te ver om het zelf te doen, dus iemand opgezocht en gevonden in Zierikzee, die alles slachtte wat los en vast was in een hele grote enge vieze schuur, die ook daar allerlei soorten beesten had voor zijn eigen consumptie en om te verkopen, een grote lugubere schuur, met grote balen stro en overal hokken, vooral met veel konijnen, terwijl ik daar angstig door heen liep, kwam er ineens een grote grove man, een wat sinistere figuur op ons af, met een echte boeventronie, die zeker bereid was onze mesthanen te slachten en tegen een heel redelijke prijs. Terwijl Willem alle mesthanen uit de auto laadde, liep ik wat rond in de donkere schuur en keek wat er allemaal in de hokken zat en ineens zag ik een heel lief klein konijntje zitten met een heel mooi wit angora vachtje, snoezig beestje en ik vroeg wat doet u met haar,"o, die, die moet lekker groeien en die slacht ik dan voor de Kerst". Ik keek naar het schattige beestje en vroeg hoeveel kost het, als ik haar koop, Willems blik sprak boekdelen, maar ik kon tenslotte nu een beestje sparen, een goede daad doen en ik had een leuk konijntje, dat gaf mij in die lugubere schuur weer een warm goed gevoel en zo landde onze kleine Blanche in een door Willem gemaakt heel leuk hok, zij had ruimte genoeg. Blanche groeide geweldig, te geweldig, ze werd gigantisch groot en heel snel, vaak liet ik haar door de tuin lopen, aangezien wij drie honden hadden was de tuin helemaal goed afgezet en kon ze nergens weg, de honden vonden haar prachtig en zij en de honden renden door de hele tuin, speelden met elkaar, een geweldig gezicht, ze waren heel lief met haar en zij ook met hun, een vredelievend en leuk gezicht, na een paar uurtjes dollen zo met elkaar ging zij dan weer het hok in. Wij kregen wat problemen met haar vacht, ik belde de slachter op en vroeg hem wat moet ik er aan doen, hij begon smakelijk te lachen en zei mevrouw, het is een angora konijn en ook een Vlaamse reus, zoveel buitenmensen waren wij nog niet, dat wij wisten wat dat betekende, maar dat werd ons in de volgende maanden heel duidelijk, het haar was steeds moeilijker te ontklitten en zij groeide zo hard, dat het hok te klein werd, er moest een ander hok komen voor onze Blanche, zoiets kost even tijd. In die tijd hadden wij de buren leren kennen en op een zondagmiddag kwam de buurvrouw met haar man even langs om naar het konijn te kijken en een praatje te maken, zo maar. Ze zag het konijn in zijn hok en zei,"dat hok wordt veel te klein voor het beest," ja, dat wisten wij al. "buurvrouw ik heb een schitterend groot hok in mijn grote schuur, daar mag zij wel zolang in tot Willem een nieuw hok heeft gemaakt," ik vroeg waar heb je dat hok dan","in de schuur bij ons". "Maar dan kom ik haar eten geven als je dat goed vind". Natuurlijk, kom maar gerust langs. Ik keek naar Willem en het leek ons even een geweldige oplossing. En zo verhuisde Blanche gedragen door de buurman naar de buren, leuk vond ik het niet, maar ik wist dat Willem het nieuwe hok heel gauw zou maken, dus zou het nooit voor lang zijn. Opgewekt liep ik 's middags met haar eten in een zak naar de buren, de buurvrouw zei: "dat heeft ze niet meer nodig", oke, zij had haar dus eten gegeven. Wij kwamen in de grote schuur, maar nergens zag ik een hok, ik keek rond, "waar is ze dan", "kom maar mee" en ze liep naar een hele grote witte diepvrieskist, deed het deksel open en daar lag Blanche, onze Blanche, helemaal bevroren en dood, ik schrok zo erg dat ik dacht flauw te vallen en rende naar huis totaal overstuur en het heeft dagen geduurd alvorens ik daar over heen was, het zijn nog steeds onze buren, maar wij spreken elkaar nooit meer, ik denk dat iedereen dat wel zal begrijpen. De tuin is nu weer een prachtige bloemen en plantentuin en wij kopen gewoon weer kippenvlees, ik denk toch dat je voor dat leven geboren moet zijn en de lugubere man die alles slachtte wat er gebracht werd, is er inmiddels niet meer, Dinkie.

maandag 23 januari 2012

Alemaal foto's van Nongodjadjar.

 
 
Posted by Picasa

foto van Indonesie van voor de oorlog

Indonesië de sawa's, Dinkie.
Posted by Picasa

Java uit mijn kindertijd

Een spannende tocht in de bergen van ons voormalige Indie.

De zon scheen zoals altijd weer onvermoeibaar over de rijstvelden, de weg was stijl en langzaam reden wij naar de bergen, het was heel vroeg in de ochtend, toen wij ineens tussen de kapokbomen doorreden met witte pluizen en bomen vol met openspringende kapokzaden, het was er gewoon stoffig en overal pluizen om ons heen, al dat gedwarrel maakte ons vrolijk, zo ziet sneeuw eruit zei mijn vader. Mijn ouders zaten rustig te praten en langzaam overviel je een luie loomheid en vielen onze ogen dicht. Wij stonden ineens stil naast een prachtige grote passanggrahan, die hoger lag dan de weg. Langs de weg naar boven, naar de passanggrahan stonden prachtige dennenbomen, die zachtjes ruisten, een lust voor het oog, dolblij stapten wij uit na die lange tocht, snel de benen gestrekt en in het hotel met in het wit gedekte tafels en veel groene planten en draaiende fans aan het plafond was het heerlijk koel, het was lunchtijd, er zaten al enkele mensen hier en daar verspreid over de mooie eetzaal. Een keurig in een prachtige kabaja geklede bediende kwam vragen wat wij wilden eten, het eten en drinken werd besteld en na eerst nog wat gedronken te hebben, een heerlijk flesje prik, wij naar buiten, het eten werd klaargemaakt en dat zou nog even duren. Rennend over de weg langs het hotel stonden wij ineens aan de achterkant van het hotel, daar zagen wij de kok lopen met een krijsende kip in zijn handen, die strak om de nek van het beest zaten, blij met het plotselinge publiek pakte hij een fles drank uit de keuken, duwde de bek van het beest open en goot er drank in, zette de fles neer, pakte een mes en pats, sneed de kop er af, gooide die op de grond, verstijfd van schrik stonden wij daar doodstil als 6 jarige en 4 jarige, onze eerste kennismaking met de reële wereld van de mens, te verwerken, maar wat volgde was erger, grijnzend blij kijkend naar ons, liet hij de kip los, deze liep waggelend, zonder kop een heel eind naar beneden, viel toen ineens neer, bloed liep eruit, doodstil stonden wij daar verbijsterd te kijken, hand in hand tot het arme dier nog even rilde,sidderde en stil bleef liggen, gillend renden wij helemaal overstuur, huilend naar binnen. Om de rest van de gasten niet te ergeren nam mijn vader ons naar buiten en probeerde ons verhaal aan te horen, nadat hij begreep wat er was gebeurd ging hij met ons de weg naar beneden af en bij de laatste dennen liet hij ons zitten in het gras om heel voorzichtig uit te leggen dat een kip altijd dood gemaakt werd alvorens wij het konden eten. Dat was onze eerste kennismaking met de echte wereld en kwam de eerste deuk in ons tropische paradijs, waar ik zo zielsveel van hield. Het lukte toch door de honger gedreven om ons zover te krijgen daar toch te eten, veel weet ik er niet meer van. Er was daar vlakbij een huis gehuurd, een klein donker huis helemaal aan de rand van een ravijn, doodeng was het en erg donker door alle bomen en ook hoorde je geritsel overal, slangen!!!!. Ook bomen die vanuit het ravijn met de toppen in onze tuin stonden van hoog naar nog hoger. Het huis was van binnen ook donker, maar erg koel, vrij kleine kamers, nu ik hier in Holland al zolang woon begrijp ik dat het huis iets van een Hollandse inrichting had, kleine kamers, gezellig kneuterig, wat mijn moeder erg aantrok, wij vonden het een eng benauwd huis. Iedere dag zaten wij daar ons te vervelen, vooral toen mijn vader weer alleen terug ging en wij daar achterbleven in het donkere sombere huis om aan de tafel huiswerk te maken, die mijn moeder ons op gaf, zij gaf ons zo les in de bergen. Al snel had mijn astmatische moeder daar ook weer hulp,  naar school gingen wij ook niet, dus zaten wij er hele dagen te werken wat zij zo nu en dan nakeek. Vaak ging zij naar de plaatselijke markt per taxi of betjak, maar wij moesten thuis blijven en werken in de eetkamer. Op een dag uit verveling wilde mijn broer de ramen open gooien, dat was ons ten strengste verboden, er konden apen binnen komen en die beten mensen en daar kon je heel ziek van worden, rabiës. Kun je begrijpen als je je verveeld, wat deed mijn broer, ramen openen, dat wilde hij wel eens meemaken, voor wij het wisten zat de hele kamer vol met apen, wij gilden, ze zaten overal en aten alles op wat ze te pakken kregen, ze waren door het dolle, krijsten, schreeuwden en trokken overal aan, alles ging van de muren, alles gooiden ze kapot, onder luid gekrijs trokken ze aan de blonde haren van mijn broer tot hij ook erbarmelijk krijste van de pijn, waarop ze loslieten, toen zijn we allebei maar keihard gaan krijsen, dat hielp, ze bleven uit onze buurt, alleen alles en dan ook alles werd gesloopt, wij deden onze schriften op ons hoofd , dat vonden ze prachtig, trokken de schriften weg, die werden totaal verscheurd, krijsend renden ze over de meubels, lampen, alles ging eraan, toen ineens stond de baboe in de kamer met een sapoelidie en joeg ze daar mee weg, wat haar noch erg veel moeite kostte, toen de laatste aap met een mep op zijn derrière was verdwenen, knalde zij de ramen dicht, scheldend op ons. Op dat moment kwam mijn moeder binnen, furieus was zij, toen ze al haar vernielde kopjes en glazen, schilderijen en nog veel meer zag, de kussens hadden ze kapot gemaakt en alle kapok dwarrelde door de eetkamer, het was een slagveld, nooit kunnen bevroeden dat tien a twaalf apen zo'n bende konden maken, woest was zij op ons, wij werden in onze slaapkamers opgesloten en daar zat ik nog na te bibberen van al dat geweld op bed. Drie dagen later kwam
s'-morgens vroeg een gillende baboe het huis in, "nonja nonja", "wat is er nu weer" gilde mijn moeder,"er zit een zwarte panter in een boom die vanuit het ravijn komt", wij keken uit het raam de tuin in, een prachtige zwarte panter lag daar uitgestrekt op een hele dikke tak naar ons te kijken. Het liep de hele dag storm van buren, politie, van overal kwamen ze kijken. Mijn moeder wilde daar meteen weg, maar helaas dat ging niet. Tegenover ons woonde een schatrijke Chinees in een prachtig huis met een enorme oprijlaan en een prachtige herdershond, die het terrein bewaakte, vaak was deze Chinees er niet, maar als hij er was dan had hij altijd bewaking bij zich, voor ons een heel interessant geval. Zijn bewaking kwam onverwachts even kijken, doodenge mannen, ninja figuren met veel wapens, het bleek dat hij dus thuis was. Ze boden aan wat in de lucht te schieten in de hoop dat de panter weg zou gaan, maar wat ze ook deden, de panter bleef doodstil liggen, richtte zijn hoofd verstoord op en ging weer verder met slapen, er zat niets anders op dan binnen te blijven zolang hij in de boom zat. Mijn moeder was bang dat hij 's-nachts op het erf rond het huis zou gaan lopen en proberen binnen te komen. Zij besprak dit met de baboe en toen besloot men een politieman met karabijn bij ons te laten slapen en hele spannende uren volgden. Toen op klaarlichte dag klom de panter de boom uit, de politieman was natuurlijk allang weg, hij liep over het erf, snuffelde overal aan vlak langs ons raampje waar wij altijd naar hem zaten te kijken, wij konden hem bijna aanraken zo dichtbij was hij, alleen glas er tussen, prachtig was hij, groot, hij draaide zijn kop om en keek ons recht in de ogen, stil van angst en ontroering om zo dichtbij zo'n groot zwart dier te zijn, de gloed in zijn ogen sprak boekdelen, vriendelijke bedoelingen had hij kennelijk niet, zonder ons verder een blik waardig te keuren verdween hij majestueus naar de rand van het ravijn om niet meer terug te komen. Ook wij verdwenen na de terugkomst van mijn vader dat weekend direct naar een ander huis in de bergen, een heel stuk wijzer, meer ervaren en wat voor ervaring !!!!. Dinkie.