De zon scheen zoals altijd weer onvermoeibaar over de rijstvelden, de weg was stijl en langzaam reden wij naar de bergen, het was heel vroeg in de ochtend, toen wij ineens tussen de kapokbomen doorreden met witte pluizen en bomen vol met openspringende kapokzaden, het was er gewoon stoffig en overal pluizen om ons heen, al dat gedwarrel maakte ons vrolijk, zo ziet sneeuw eruit zei mijn vader. Mijn ouders zaten rustig te praten en langzaam overviel je een luie loomheid en vielen onze ogen dicht. Wij stonden ineens stil naast een prachtige grote passanggrahan, die hoger lag dan de weg. Langs de weg naar boven, naar de passanggrahan stonden prachtige dennenbomen, die zachtjes ruisten, een lust voor het oog, dolblij stapten wij uit na die lange tocht, snel de benen gestrekt en in het hotel met in het wit gedekte tafels en veel groene planten en draaiende fans aan het plafond was het heerlijk koel, het was lunchtijd, er zaten al enkele mensen hier en daar verspreid over de mooie eetzaal. Een keurig in een prachtige kabaja geklede bediende kwam vragen wat wij wilden eten, het eten en drinken werd besteld en na eerst nog wat gedronken te hebben, een heerlijk flesje prik, wij naar buiten, het eten werd klaargemaakt en dat zou nog even duren. Rennend over de weg langs het hotel stonden wij ineens aan de achterkant van het hotel, daar zagen wij de kok lopen met een krijsende kip in zijn handen, die strak om de nek van het beest zaten, blij met het plotselinge publiek pakte hij een fles drank uit de keuken, duwde de bek van het beest open en goot er drank in, zette de fles neer, pakte een mes en pats, sneed de kop er af, gooide die op de grond, verstijfd van schrik stonden wij daar doodstil als 6 jarige en 4 jarige, onze eerste kennismaking met de reële wereld van de mens, te verwerken, maar wat volgde was erger, grijnzend blij kijkend naar ons, liet hij de kip los, deze liep waggelend, zonder kop een heel eind naar beneden, viel toen ineens neer, bloed liep eruit, doodstil stonden wij daar verbijsterd te kijken, hand in hand tot het arme dier nog even rilde,sidderde en stil bleef liggen, gillend renden wij helemaal overstuur, huilend naar binnen. Om de rest van de gasten niet te ergeren nam mijn vader ons naar buiten en probeerde ons verhaal aan te horen, nadat hij begreep wat er was gebeurd ging hij met ons de weg naar beneden af en bij de laatste dennen liet hij ons zitten in het gras om heel voorzichtig uit te leggen dat een kip altijd dood gemaakt werd alvorens wij het konden eten. Dat was onze eerste kennismaking met de echte wereld en kwam de eerste deuk in ons tropische paradijs, waar ik zo zielsveel van hield. Het lukte toch door de honger gedreven om ons zover te krijgen daar toch te eten, veel weet ik er niet meer van. Er was daar vlakbij een huis gehuurd, een klein donker huis helemaal aan de rand van een ravijn, doodeng was het en erg donker door alle bomen en ook hoorde je geritsel overal, slangen!!!!. Ook bomen die vanuit het ravijn met de toppen in onze tuin stonden van hoog naar nog hoger. Het huis was van binnen ook donker, maar erg koel, vrij kleine kamers, nu ik hier in Holland al zolang woon begrijp ik dat het huis iets van een Hollandse inrichting had, kleine kamers, gezellig kneuterig, wat mijn moeder erg aantrok, wij vonden het een eng benauwd huis. Iedere dag zaten wij daar ons te vervelen, vooral toen mijn vader weer alleen terug ging en wij daar achterbleven in het donkere sombere huis om aan de tafel huiswerk te maken, die mijn moeder ons op gaf, zij gaf ons zo les in de bergen. Al snel had mijn astmatische moeder daar ook weer hulp, naar school gingen wij ook niet, dus zaten wij er hele dagen te werken wat zij zo nu en dan nakeek. Vaak ging zij naar de plaatselijke markt per taxi of betjak, maar wij moesten thuis blijven en werken in de eetkamer. Op een dag uit verveling wilde mijn broer de ramen open gooien, dat was ons ten strengste verboden, er konden apen binnen komen en die beten mensen en daar kon je heel ziek van worden, rabiës. Kun je begrijpen als je je verveeld, wat deed mijn broer, ramen openen, dat wilde hij wel eens meemaken, voor wij het wisten zat de hele kamer vol met apen, wij gilden, ze zaten overal en aten alles op wat ze te pakken kregen, ze waren door het dolle, krijsten, schreeuwden en trokken overal aan, alles ging van de muren, alles gooiden ze kapot, onder luid gekrijs trokken ze aan de blonde haren van mijn broer tot hij ook erbarmelijk krijste van de pijn, waarop ze loslieten, toen zijn we allebei maar keihard gaan krijsen, dat hielp, ze bleven uit onze buurt, alleen alles en dan ook alles werd gesloopt, wij deden onze schriften op ons hoofd , dat vonden ze prachtig, trokken de schriften weg, die werden totaal verscheurd, krijsend renden ze over de meubels, lampen, alles ging eraan, toen ineens stond de baboe in de kamer met een sapoelidie en joeg ze daar mee weg, wat haar noch erg veel moeite kostte, toen de laatste aap met een mep op zijn derrière was verdwenen, knalde zij de ramen dicht, scheldend op ons. Op dat moment kwam mijn moeder binnen, furieus was zij, toen ze al haar vernielde kopjes en glazen, schilderijen en nog veel meer zag, de kussens hadden ze kapot gemaakt en alle kapok dwarrelde door de eetkamer, het was een slagveld, nooit kunnen bevroeden dat tien a twaalf apen zo'n bende konden maken, woest was zij op ons, wij werden in onze slaapkamers opgesloten en daar zat ik nog na te bibberen van al dat geweld op bed. Drie dagen later kwam
s'-morgens vroeg een gillende baboe het huis in, "nonja nonja", "wat is er nu weer" gilde mijn moeder,"er zit een zwarte panter in een boom die vanuit het ravijn komt", wij keken uit het raam de tuin in, een prachtige zwarte panter lag daar uitgestrekt op een hele dikke tak naar ons te kijken. Het liep de hele dag storm van buren, politie, van overal kwamen ze kijken. Mijn moeder wilde daar meteen weg, maar helaas dat ging niet. Tegenover ons woonde een schatrijke Chinees in een prachtig huis met een enorme oprijlaan en een prachtige herdershond, die het terrein bewaakte, vaak was deze Chinees er niet, maar als hij er was dan had hij altijd bewaking bij zich, voor ons een heel interessant geval. Zijn bewaking kwam onverwachts even kijken, doodenge mannen, ninja figuren met veel wapens, het bleek dat hij dus thuis was. Ze boden aan wat in de lucht te schieten in de hoop dat de panter weg zou gaan, maar wat ze ook deden, de panter bleef doodstil liggen, richtte zijn hoofd verstoord op en ging weer verder met slapen, er zat niets anders op dan binnen te blijven zolang hij in de boom zat. Mijn moeder was bang dat hij 's-nachts op het erf rond het huis zou gaan lopen en proberen binnen te komen. Zij besprak dit met de baboe en toen besloot men een politieman met karabijn bij ons te laten slapen en hele spannende uren volgden. Toen op klaarlichte dag klom de panter de boom uit, de politieman was natuurlijk allang weg, hij liep over het erf, snuffelde overal aan vlak langs ons raampje waar wij altijd naar hem zaten te kijken, wij konden hem bijna aanraken zo dichtbij was hij, alleen glas er tussen, prachtig was hij, groot, hij draaide zijn kop om en keek ons recht in de ogen, stil van angst en ontroering om zo dichtbij zo'n groot zwart dier te zijn, de gloed in zijn ogen sprak boekdelen, vriendelijke bedoelingen had hij kennelijk niet, zonder ons verder een blik waardig te keuren verdween hij majestueus naar de rand van het ravijn om niet meer terug te komen. Ook wij verdwenen na de terugkomst van mijn vader dat weekend direct naar een ander huis in de bergen, een heel stuk wijzer, meer ervaren en wat voor ervaring !!!!. Dinkie.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten