zondag 9 juli 2017
Mijn toen allerbeste vriendin, een waar explosief en zeer rigoureus
niet altijd in de goede zins des woord vrouwtje, was voor mij in die
toen zeer eenzame en moeilijke eerste huwelijks periode, een waar
spannend geheel, die mijn leven met haar bizarre avonturen wist te
vullen en dragelijk wist te maken, ook met buitengewoon gewaagde
ondernemingen, die hoe wonderlijk ook zelden fout afliepen, Asta. Na
mijn echtscheiding was ik dan eindelijk na een half jaar, mijn ware
Jakob tegen gekomen en buitengewoon gelukkig, ik kan wel zeggen
dolgelukkig en zover ik kon zien hij ook, ons geluk was zo groot, dat
wij nergens meer voor terug deinsden, eindelijk durfden wij te leven en
te doen wat wij zo graag zouden hebben willen doen en nooit de kans voor
kregen, dus had Willem al heel gauw een baan, die hem naar het
buitenland stuurde met vrouw en kind Andy, mijn jongste zoon, die als 8
jarige jongen met mij in dit heerlijke avontuurlijke leven stapte, ons
eerste project was Saoedi- Arabië, daar in ons prefab huisje midden in
de dessert zijn wij zielsgelukkig geweest en straalde dat ook van mij
af, zie de foto's van daar. Asta wilde die nieuwe mooie man van mij wel
eens zien, zij woonde toen eventjes weer in hun buitenhuisje in
Zierikzee, helemaal lyrisch was zij van Zierikzee, zij kon dingen zo
brengen, dat je zonder het stadje ooit gezien te hebben er helemaal
verliefd op werd, er is volgens mij een enorme toneelspeelster aan haar
verloren gegaan, ook kon zij haar foute avonturen zo smakelijk
vertellen, dat je ze heel gewoon ging vinden, met zo'n geweldige pathos,
zelfs met muziek en alles er om heen, zo intens, dat je er van
overtuigd was dat het nu eenmaal niet anders kon en ging, onovertroffen,
een waar toneelstuk, waar je als buitenstaander met grote
belangstelling naar keek en je afvroeg hoe gaat het nu verder, want haar
3e huwelijk ging weer niet zo goed, zij was weer verliefd geworden op
een schooldecaan van haar oudste dochter, een man die een stuk ouder was
dan zij en getrouwd met bijna volwassen kinderen, die studeerden, kon
niet missen, onverbeterlijk. In Zierikzee had zij al heel gauw heel veel
vrienden, die net zo stomverbaasd aan haar lippen en avonturen hingen
als ik. Ik besloot toen om bij haar in haar huisje in Zierikzee te gaan
logeren, om ook even te kijken hoe het nu allemaal met haar ging, mijn
dagen alleen met Asta waren de meest mooie en wonderlijke dagen die een
mens kan meemaken met als reisgids Asta. Eerste vriend van Asta, in een
schitterende ouderwetse prachtige drogisterij kwam ik terecht, gerund
door een alleraardigste homo van een hele oude Zeeuwse familie, dit was
een heel bijzondere charmante en lieve man, die jaren lang ook onze
vriend is gebleven tot hij een paar jaar geleden plotseling is
overleden. Daarna werd ik meegesleurd naar een prachtige dure hele mooie
grote antiekzaak midden in Zierikzee, waar zij zo bleek, kind aan huis
was, die uitzonderlijk gesteld op haar waren in een ontzettend oud
prachtig pand, waar je de vroegere tijden nog proefde, wat nog steeds
een van de mooiste oude huizen in Zierikzee is, daarna aan nog meer
goede vrienden, eigenaars van winkels, die er al jaren woonden en
werkten en nog een homo vriend, een kapper, natuurlijk, zelden zo'n
vlotte en humorvolle homo ontmoet, rap van de tongriem gesneden en heel
gezellig, voerde tijdens je bezoek aan zijn zaak, een ware show voor je
op, het was een doorlopende voorstelling, zoals ik ook van haar gewend
was, vol verrassingen, een paar hele enerverende maar bijzondere dagen,
die mij er van overtuigden dat Zierikzee een van de meest bijzondere
plaatsen was om in te wonen. Willem zou dan zaterdags komen om mij op te
halen en zo zouden wij dan samen teruggaan naar Voorburg, waar ik toen
woonde. Wij vertelden Asta van onze plannen en ons vertrek en zij stelde
voor het geld wat wij beiden nog over hadden, na onze echtscheidingen
en de verkoop van de diverse huizen, het was niet veel, in een weekend
huisje te steken, wat wij dan konden verhuren, Zeeland was zeer gewild,
geen gek idee en zo kwam het dat wij heel snel al, ieder weekend, ook
als Willem zijn kinderen bij zich had, hier naar Zeeland gingen om alle
huisjes te gaan bekijken, die voor ons in aanmerking kwamen, enfin de
kinderen met zijn drieën, Willems dochter en zoon en mijn Andy waren
stierlijk lastig in de auto op de meest romantische weggetjes vochten
ze met elkaar, de auto uit, afkoelen langs de kant , maar ondanks al dat
gepalaver hadden wij ineens een huisje gezien, niet direct een
vakantiehuisje, waar de achterdeur open stond en waar ook nog binnen een
kachel brandde en aangezien het februari was, zaten wij er gezellig bij
te komen, dit huis waar de sneeuw op zolder door het dak naar binnen
kwam, werd het. Na wat onderhandelen lukte het dit huisje voor een
spotprijsje te kopen met de 750 meter grond, helemaal gelukkig, ons
gezamenlijke huis, dolgelukkig brachten wij er onze spullen naar toe
zodat het verhuurd kon worden en de buurman was direct bereid de tuin
netjes te maken en bij te houden, een keer is het verhuurd geweest,
daarna nooit meer, was veel te heerlijk als je uit het buitenland kwam,
niet in mijn huis in Voorburg te wonen samen met Arlette en haar vriend
Fred, die inmiddels mijn pleegzoon was geworden, maar in Dreischor, waar
Willem heerlijk de tuin kon opknappen en de kinderen van hem en mij
buiten konden zitten en spelen en voor wij het wisten was het ons
vakantie huis. Alleen al het feit dat mijn vriendin er ook woonde was al
een leuk idee, want ook zij bleef voor de rest van haar leven daar in
Zierikzee wonen, het lukte haar ook nog een heel mooi en ruim ander huis
te pakken te krijgen voor heel weinig huur, een vooroorlogse huur, Zij
maakte er weer een plaatje van. Een paar jaar heeft zij er zelfs een
droogbloemen winkeltje gehad, waar ze hele lieve Biedemeijer boeketjes
van maakte. Op een dag was zij van de fiets gevallen en bleef pijn
houden, zo'n erge pijn, dat zij in het ziekenhuis terecht kwam en daar
ontdekten ze dat zij de ziekte van Kaler had, er werd haar verteld dat
zij er heel oud mee kon worden, maar het lijden wat zij heeft gekregen
is niet meer te vertellen, zo vreselijk en zo naar is haar laatste tijd
op deze aarde geweest, zo vol van pijn en verdriet, zij is door vrienden
op handen gedragen, letterlijk en figuurlijk, ook door haar ex-man en
zo moest ik afscheid van haar nemen en overleed zij op 47 jarige
leeftijd en liet ons hier achter in Zeeland, mijn spannende vriendin
Asta. Had toen ook nooit kunnen vermoeden, dat na 10 jaar verbouwen en
in totaal dertig jaar verder wij hier nog zouden wonen en dat onze Andy
hier getrouwd is met een Zeeuws meisje en wij onze twee dotten van
kleinkinderen hier zouden krijgen, waar wij ook nog eens 17 jaar op
zouden passen. Na zeker vier jaar in het buitenland rond gezworven te
hebben, waarover ik diverse verhalen heb geschreven, kwamen wij
uiteindelijk zonder baan in Zeeland terecht en tot onze grote verbazing
lukte het Willem om hier vrij snel een baan te vinden, toen begon ons
leven hier pas echt. Sinds die tijd is hier in dit warme en echt
gezellige huis ook ieder jaar de Kerst gevierd, maar ook veel verdriet
en vreugde beleefd. Dit jaar hoop ik 80 te worden en terugkijkend op
mijn leven ben ik verschrikkelijk blij dat het leven voor mij en ook
voor Willem en Andy deze wending heeft genomen, dat zelfs een hele
ondeugende en promiscuous vriendin dit teweeg heeft gebracht in Zeeland.
Dinkie.
Bruisend en jubelend had de bevrijding
haar intocht gehouden. Opeens was ze gekomen, verrassend bijna, in een
enkele dag. Wat was dat geweldig, verlokkend,
bedwelmend, niet te geloven. Daar boven in de boom zittend uitkijkend
over de kampmuur naar de vrijheid, met een stralend gelukkig gevoel:"
wij hebben het gered". Andere kinderen in de boom lachten, riepen naar
elkaar, wezen naar de bergen. Ineens een vreselijk gegil, van alle
kanten, fluitend geluid, iets wat langs je oor vloog,
onraad, als appels vielen wij uit de boom. Moeders kwamen op ons
afgerend: " Mee" gilden zij. "Ze vallen ons aan". Kogels, hollen,
vluchten. Nog meer krijsende Indonesiërs over de muur, iedereen rende in paniek door het gangetje
naar het andere gedeelte met het grote open veld, daar waren ook Indonesiërs: " merdeka, merdeka", gilden die. Wij renden
allemaal het veld op , zover mogelijk naar achteren, overal stonden ze
met geweren in de aanslag, wachtend op het bevel te schieten. In de
barakken rond het grote veld hadden alle vrouwen de deuren gebarricadeerd.
En hoe ze ook probeerden, ze kregen ze er niet uit, wat uiteindelijk
onze redding was, het duurde en duurde, alles stond stil, vol angst op
het veld. Ineens begonnen zij in het wilde weg te schieten en
handgranaten te gooien. "Liggen" werd er gegild, "liggen", wij ook.
Mannen wierpen de handgranaten terug. Iedereen was doodstil en alles
begon te bidden. Plat op de grond ineens een vreselijke klap vlakbij, zo
erg dat ik dacht dat mijn borstkas uit elkaar zou spatten en overal in
eens bloed op mij en stukken van, van alles :"O God, ik ben dood", alles
is, kapot, dat was het dus. Wat gek, ik hoor nog alles, ik kan nog
zien, als dat dood zijn is dan is het niet zo erg. Wat raar, ik kan mijn
vingers bewegen. O God, ik ben alleen erg gewond, maar ik voel ook
geen pijn. Voorzichtig keek ik naar alles wat op mij lag: "waar, waar
ben ik gewond". Ineens mijn moeders stem:" Op staan, snel, wij moeten
hier weg, verder naar achteren, vlug, vlug, nu". Kan ik dat dan, O God,
het is niet van mij, het is van iemand anders. Weg, ver weg. Wij renden
zo hard als wij konden naar achteren, waar geen Indonesiërs stonden.
Mijn broertje raakten wij kwijt. Naar de toiletten, daar kropen wij
boven op elkaar. Mijn moeder hoorde mijn broer ineens huilen. Ze riep: " Anton, wij zitten hier". Hij kwam naar ons toilet. Huilend
zei hij: "Mammie, hoe moet ik bidden "? Zoiets vergeet je nooit. En op
elkaar gepropt zaten wij bijna allemaal hardop te bidden. Toen nog
ergere woeste kreten van de daken. "Dit is ons einde", zeiden ze: "Kus
je kinderen maar gedag, wij gaan eraan" . Nog meer vreselijke kreten,
toen vreselijk schieten en hels lawaai, kogels vlogen rond, knallen,
geren, gekrijs. Doodsbang wachten wij. Iemand gilde:" Het zijn de onzen,
het zijn de Gurkha's,
het is heus" . Doodstil werd het. Zou het kunnen, zouden wij toch nog
gered worden. Heel voorzichtig gingen enkelen kijken en zagen zwarte
mannen voorbij rennen, die naar ons grijnsden en lachten: " De Gurkha's, de allerbeste krijgers die er zijn", zei iemand. "Ze komen ons
bevrijden". Alles begon te huilen en God te danken. En ja hoor, een uur
later vonden wij mijn grootmoeder. Die was door de paniek op het veld
naar beneden gerold en had zich dood gehouden. Hoe je je dan voelt is niet te beschrijven. Je
krijgt weer een leven terug, je leeft, je leeft, het heerlijkste
gevoel wat er bestaat en nooit, nooit ben ik het vergeten. Ook ben ik
nooit onze nieuwe bevrijders vergeten als zij er niet geweest waren was
ik er nu ook niet, wij hebben ons leven aan de Gurkha's te danken en zal
dat nooit meer vergeten, Dinkie
Dit verhaal wilde ik eerst niet vertellen was bang dat het te veel zou
zijn, maar door mijn oudste dochter ben ik het toch gaan doen en er ook
wel heel blij om. Dinkie.
De enge buurvrouw
In Nederlands-Indië, in Soerabaja, hadden wij zoals mijn moeder het noemde een doodenge buurvrouw. Ze had een soort vleermuizen(kalongs) in kooien op de veranda en wij mochten niet met haar omgaan. Niets is voor een kind zo spannend als een enge buurvrouw. Af en toe gluurden wij door de heg naar haar en maakten mijn broer en ik elkaar nog banger. Ze fascineerde ons, haar stem was luid en hard. Ze was groot en zag er in haar lange jurken en lange wilde haren, grijs-zwart, ook echt wel eng uit. Haar stem deed ons rillen. Op een dag hadden wij er genoeg van en toen iedereen in de middag lag te slapen slopen wij naar de heg en met wat hout en stenen konden wij er helemaal over heen hangen en haar veranda goed zien. Daar stonden de grote kooien met hangende vleermuizen, heel veel kooien. Ineens stond ze naast ons, ik bleef er bijna in, maar tot onze verbazing vroeg ze of wij in de tuin wilden komen met een barse stem, eigenlijk niet, maar wij deden het wel. Bibberend bleven we onder aan de veranda staan, zij begon een lang verhaal over kalongs, maar het enige waar wij aan dachten was, hoe kom ik hier weg en zo vlug als we konden renden wij terug naar huis. Twee jaar later, wij zaten geïnterneerd in kamp Solo, waar het voor mijn moeder als astma-patiënt veel te heet was. Ze lag meer in dan uit het kampziekenhuis. Via zeer slinkse omwegen kregen de nonnen het voor elkaar dat zij met ons en mijn grootmoeder op transport werd gezet naar kamp Moentilan in de bergen. Daar zaten heel veel marinevrouwen, die erg met elkaar optrokken. Wij gingen per trein in dichtgeplakte goederenwagons, zonder eten en licht, het duurde wel drie dagen vol kommer en kwel en het laatste stuk moesten wij lopen de bergen in, urenlang, het was heel zwaar, vooral voor mijn grootmoeder, die toen in de vijftig was. De gedachte om het op te geven kwam vaak in je op, maar de consequenties waren dermate, dat je het wel uit je hoofd liet. Eindelijk, daar was het kamp, hele groepen vrouwen stonden ons op te wachten om ons te helpen met water en wat eten. Wat schetste onze verbazing toen wij onze namen hoorde noemen, heel hard en heel duidelijk, wie sloot ons in haar grote armen alsof wij haar kinderen waren, de doodenge buurvrouw. Zij had een geweldig eigen plaatsje in het kamp, een soort van eigen hutje met van alles. We werden er verwelkomd en alles wat ze had deelde zij met ons, er ook voor zorgend, dat wij gebaad en gewassen werden en ze vocht als een leeuwin voor onze plek in een van de loodsen en zorgde ervoor, dat mijn moeder een baantje in de keuken kreeg. En de doodenge buurvrouw bleek achteraf een hele lieve fee voor ons te zijn.
Abonneren op:
Posts (Atom)