donderdag 4 februari 2010

Hoe ik mijn vader weer terug zag

Het Weerzien Met Mijn Vader

15 Augustus 1946. Wij waren bevrijd, heel toepasselijk het is nu18 Augustus 2007. Vrij, dat had je gedacht, de Javanen wilden nu hun vrijheid en trokken ten strijde tegen ons blanke bezetters. Van mijn vader hadden wij inmiddels briefkaarten via Rode Kruis ontvangen,blijf waar je bent, ik kom eraan. Na heel veel ellende van aanvallende Javanen en na veel omzwervingen belanden wij eindelijk heelhuids in Batavia. Daar kreeg mijn moeder van het rode kruis bericht dat mijn vader op weg naar ons was op gepakt door de Indonesiërs, met als slotwoorden: vermist, waarschijnlijk dood. Dus mijn moeder kon met ons naar Holland als weduwe. Op de Klipfontein, die veel later op een klip kapot sloeg, zeer toepasselijk, zoals het hoort. Op dit voor ons schitterende schip trok mijn moeder zich terug met twee nonnen in een hut, omdat ze astma patiënt was. De hele reis tot Attaca bij Egypte hebben wij haar niet meer gezien of gesproken. Mijn broer en ik wij zwierven over het dek en genoten van de heerlijke zeelucht en het vele eten dat wij er kregen en niemand die op ons lette. We aten stik veel mandarijnen en dronken heel veel cola. Wassen was er niet bij, dat waren wij toch niet gewend en sliepen buiten achter de schoorsteen van het schip. Uiteindelijk besloot de kapitein, die ter oren was gekomen dat er twee kinderen rond zwierven, om ons onder de hoede van een voogd te plaatsen. Ik kwam onder de hoede van dr. Provo Knuit, een gepensioneerde scheepsarts. Prima leven, hij was zeer streng,ik moest baden in zeewater, puisten werden open gesneden en toch ook heel lief. Hij was mijn eerste surrogaat vader na 5 jaar en ik was er erg blij mee. Een enkele keer in de week dronk hij iets te veel en moest ik hem naar bed helpen in plaats van hij mij, maar voor de rest een super goede echte vaderfiguur. Aangekomen in Holland in Amsterdam moest ik helaas afscheid van hem nemen en kreeg twee paardenkoppen houten boekensteunen. Wat heb ik gehuild, ineens weer vaderloos. In Amersfoort werden wij door mijn moeder zomaar bij wildvreemde Hollandse gezinnen ondergebracht, ik als meisje van 13 jaar. Zaterdags en Zondags mochten wij even een uurtje bij haar komen. In dit voor mij wildvreemde land, het was April 1947, bestierf ik het van de kou in het huis zonder centrale verwarming bij het gezin van mevr IJf. Zij had zelf drie kinderen en was weduwe, die mij maar een heel raar product vonden, dat gele kampkind met rare manieren en al die rare Indische woorden, zoals pisang voor banaan of ketimoen voor komkommer enz. enz.. Wat voelde ik mij toen eenzaam en ellendig. Op een dag wilde ik even mijn broertje opzoeken, ik belde aan, de deur van het huis waar hij zat werd open gedaan en een dienstbode vertelde, dat mijn broer wegens gezondheidsredenen naar het platteland was gezonden om aan te sterken. Ik dacht erger kan het niet of toch wel en ging op straat lopen met mijn ogen dicht, want ik dacht zo kan het ook nog zijn, dus valt het eigenlijk wel mee, gelukkig ben ik niet blind. Na vele builen van vele lantaarnpalen en kapotte knieën bedacht ik mij dat mijn lot nog niet zo slecht was. Ik besloot het heft in eigen hand te nemen en zelf iemand te zoeken, die mij dan als kind kon adopteren. En zo gezegd, zo gedaan. Iedere dag op weg naar school en terug passeerde ik vele prachtige huizen, een daarvan was mijn lievelingshuis en daar woonde een hele lieve oude dame met een wit hondje, die ze vaak uitliet als ik er langs kwam. Die was het, zij had zo'n lief gezicht en groette mij altijd zo vriendelijk. Dus ging ik met haar praten en op het laatst liet ik het hondje uit en nog later zat ik bij haar thee te drinken en weer later zat ik er heel veel. En op een dag vroeg ik haar of zij mij wilde adopteren, ze was perplex en na heel veel heen en weer gepraat en gesmeek van mijn kant(het huis van binnen was nog aanlokkelijker, dan van buiten, gezellig vol en heel mooi), heeft ze mijn moeder gebeld en mijn wens overgebracht. Gelukkig bleek zij een gepensioneerde hofdame van Wilhelmina te zijn en daardoor werd de schade beperkt wat mij betreft. Mijn moeder ging er doodlief op bezoek en legde alles uit naar haar inzichten. Ik heb er wat traantjes om gelaten om deze schattige lieve vrouw met haar witte hondje, waar ik helaas niet bij mocht wonen en was wanhopig. Op dat moment vond de kosmos het genoeg en kwam het bericht dat mijn eigen vader gevonden was en na vijf maanden ziekenhuis op een schip naar Holland zat. De dag dat hij bij ons terug kwam zal ik nooit meer vergeten. Mijn broer en ik waren gebaad en in onze beste kleren bij mijn moeder op visite aan het wachten op hem (mijn vader na 6 jaar). Het duurde maar en het duurde maar, uiteindelijk gingen wij buiten spelen. De Jan Huigensstraat in Amersfoort lag een beetje op een helling en daar zag ik in de verte een wit busje aankomen. Ik rende de helling af en het busje stopte naast mij en een man met een heel lief bruin gezicht vroeg mij de weg naar de Huigensstraat. Ik wees hem die en toen hij doorreed drong het tot mij door, dat is mijn vader. God wat was ik blij, ik had een echte vader. Ik rende naar mijn moeders huis en daar liep hij het pad op. Opa riep ik, opa, ik ben het, Dinkie. Hij draaide zich om en sloot mij in zijn armen, wat was ik gelukkig, diep gelukkig nu zou het allemaal goed komen, hij was terug. Mijn broer en ik huilden en hij ook.Toen wij na het eten weg moesten was hij met stomheid geslagen en vond dat vreselijk en beloofde ons, alles zo snel mogelijk te regelen, wat hij ook gedaan heeft. Twee maanden later zaten wij met zijn vieren op een etage in de Bergstraat in Amersfoort, tegenover het kerkhof. Niemand kan beseffen hoe blij ik was. Later toen mijn lieve vader op sterven lag hier bij ons in Zeeland in het ziekenhuis, heb ik heel veel voor hem kunnen terug doen tot en met zijn laatste adem, ben daar heel erg blij mee En mijn moeder, die was later toen ze oud was een geweldige oma voor haar kleinkinderen. Ze had als meisje van 7 jaar naar kostschool gemoeten, omdat haar moeder voor een paar jaar met TBC naar een sanatorium ging. Bij de nonnen was het voor haar ook geen pretje geweest, alhoewel zij beweerde van wel.
Dinkie