woensdag 16 juli 2008

woensdag 2 juli 2008

spelende kinderen ,

foto's Attaca

Evacuatie van Nederlands-Indie naar Nederland

Van ons mooie schip, de Klipfontein, vertrokken wij met een goederentrein naar Attaca, een plaatsje in Egypte, wat meer naar binnen lag. De reis was lang en overal alleen maar zand, kilometers zand. Het was erg heet, maar wij genoten. Eindelijk op iets dat niet bewoog, je lichaam deinde nog steeds heen en weer. De wagons waren open en je kon er alleen maar staan, een heerlijk warm windje. Ineens een groot tentenkamp en ook allemaal barakken met een heel hoog groot hek eromheen. Kwam ons bekend voor, maar in plaats van Jappen stonden er Engelsen en Amerikanen het grote kamp te bewaken. En overal zag je blanke gevangenen met gestreepte pakken aan. Niemand begreep er iets van. Wij moesten uitstappen en gingen het kamp in. Er schoten heel veel gestreepte mannen op ons af, die ons heel eerbiedig begeleidden naar de grote tenten. Ze spraken een taal die ik niet verstond. "Het zijn Duitsers", zei mijn moeder. "Duitse krijgsgevangenen en ze moeten ons helpen". Mijn moeder had tenslotte in Berlijn op kostschool gezeten. Zodra zij met een van hen een gesprek begon, rende er een bewaker op haar af en begon tegen de Duitser te snauwen. Wij schrokken en liepen stil achter de man aan naar de enorme tent. Binnen in de tent was ineens luilekkerland, overal tafels met heel aardige Engelse vrouwen en etenswaar. Ongelooflijk wat je daar allemaal kon halen. Wij gingen aan een tafel zitten en konden daarna van alles gaan pakken, zoveel als je wilde. Nu, dat gebeurde dan ook. Er werd gewaarschuwd door al die moeders: "Eet niet te veel, je bent het niet gewend", maar te vergeefs. Ook in deze reuzetent een afdeling speeltuin met schommels, draaimolens waar je in kon gaan zitten. Dit alles werd bediend door dezelfde mannen in hun streepjespakken. Wilde jij schommelen, dan kwam zo'n man je duwen, geweldig, als hondjes liepen ze achter ons aan. De omgekeerde wereld. Veel kinderen begonnen dan ook flink te commanderen, tot het misselijke toe. Nadat wij ons aan van alles tegoed hadden gedaan, werd je opgeroepen en moest je mee naar een andere afdeling van de grote tent. Daar werd je finaal in de warme kleren gestoken, sokken, warm ondergoed, een jas, truien, schoenen en nog veel en veel meer. Dekens kreeg je ook. Tot op de dag van vandaag heb ik zo'n zuiver wollen Attaca-deken bewaard, mijn kinderen kennen hem ook. Met ieder een grote plunjezak met spullen, koffers er ook bij, gingen wij met donker (om 6 uur is het daar donker) doodmoe en velen ook doodziek van het vele eten, met de trein terug naar het schip. De scheepsarts, mijn pleegvader aan boord, heeft dagen doodzieke mensen moeten helpen. De kampmaagjes waren aan zo'n hoeveelheid eten niet gewend. Er zijn twee kinderen overleden, zo gevaarlijk was het. Jaren hebben wij genoten van de winterjas en alle heerlijke warme kleding. Dit was mijn eerste kennismaking met de koude en de laatste voor een aantal jaren met de warmte. Dinkie