maandag 12 maart 2018

Wonen op een prachtig eiland te midden van water is een uitdaging op zich, water, boten, heerlijk, dus hoe ga je daar aan beginnen, zo dachten wij dus ook en omdat wij beslist geen vetpot hadden moest er flink worden gedacht. Willem, ik heb in Nieuwerkerk een bootje gezien, wisten wij veel,  dus niets en zo was er een eerste bootje gekocht van een paar honderd gulden, wij dolblij, maar primitiever kon het niet, een ijzeren boot in brak water, enfin, boot lag er in op een hele vreemde wilde plaats, Bommenede, alles ruw en primitief, een gewezen werkhaven van Rijkswaterstaat voor de watersnoodramp van 1953, grof en diep met steigers van ruwe planken, daar lag ze dan ons eerste bootje, trots wij met emmer voor de blaas en etenswaar er in en varen met de buitenboordmotor een Evinrude, alles ging, maar toen !!!!!!Wij kwamen uit de luwte van de werkhaven en pal in een vreselijke wind, de paniek sloeg toe, bootje vloog alle kanten op en wij ook. De schroef kwam boven de golven uit en ging raar doen, vreselijk, hij slaat straks af, paniek, na kwartier met zweet in de handen tuffend tegen de hoge golven in, wij terug naar de veiligheid van de heerlijke rustige, tussen grote dijken liggende haven van Bommenede, de rust die je dan tegemoet komt als je buiten het bereik van de wilde golven komt in de luwte is geweldig. Met dit bootje was het gauw gedaan het was te primitief, enfin, dit was zuiver leergeld. Na deze ervaring was het even stil. Toen de volgende boten, steeds iets groter en ook weer verkocht. Toen kwam de Bries, een van der Stadt boot van polyester, maar het dek was van hout, een verrukkelijke boot en daar hebben we vreselijk van genoten voor heel weinig geld en geweldige herinneringen aan gehad. Het was in die tijd een beetje nog een wilde bende hier, je kon dagen bij een eiland liggen met je boot, een waar paradijs was het, alles kon en mocht nog !!!!. Op een zaterdagavond lagen wij met de Bries afgemeerd aan het eilandje  dwars in de weg, gelukkig met de twee honden bij ons, toen er midden in de nacht een vreselijk kabaal ontstond en er met luid schreeuwende knapen een boot op het eiland kwam afvaren, wij schrokken wakker van het geschreeuw. Stijf recht opzittend luisterden wij doodstil, de boot kwam met een knal tegen de steiger aan en had een gat in de romp, wij schudden heen en weer, toen hoorden wij ineens van die Duitse stemmen en liederen zingen, die mij deden denken aan de oorlogsfilms, waar ik er te veel van gezien had, ik was verstijfd van schrik, ik zei op fluistertoon tegen Willem er zijn er minstens vier of vijf en wat als ze ons afmaken, die keek mij aan en zei, je hebt te veel films gezien, er zijn ook nog wel nette mensen hoor, maar gelukkig sloegen de honden van het geschreeuw van de mannen aan en begonnen vreselijk te blaffen en te grommen, klonk goed en gevaarlijk, want als ze de kleintjes hadden gezien waren ze in de lach geschoten. Doodstil bleven wij zitten en ze liepen langs onze boot heen en weer, waarop de honden harder blaften, keihard in het Duits kletsend en schreeuwend, in mijn angst greep ik Willem, die zei ik pak even iets waarmee ik kan meppen als het zou moeten en hij nam een grote paraplu, die wij daar hadden staan er zat een gemene punt aan, weer hard gelach, weer drank en weer langs onze boot heen lopen, ik moest nodig van de zenuwen, maar durfde mij niet te verroeren en ze stonden bij onze boot en de honden werden bijna gek van nijd en bleven blaffen totdat er een riep in het Duits, kom we moeten gaan slapen en lachen en tegen de boot duwen en de honden harder blaffen en ineens gingen ze weg en na nog twee uur naar hun gelal en gezang geluisterd te hebben gingen ze slapen. Wat waren wij blij, het werd stil en de volgende dag zagen wij de heren en ik moet zeggen, zij vielen niet mee, maar tegen, het waren grove ruwe jongens en met gevaar voor onze boot, zo onbeschoft en slordig gingen ze nog half dronken weg varen, toen pas ontdekten ze dat er een paar wat oudere mensen in de boot zaten, na die tijd hebben wij nooit meer alleen aan een steiger ergens gebivakkeerd, maar meestal het anker uit en heerlijk vrij liggen dobberen . Dinkie.