donderdag 18 maart 2010

Hoe de oorlog begon herhaling

Hoe de oorlog begon.
Voor wij het wisten waren ze er, de kleine gele mannetjes, de jappen. Mijn ouders waren erg bang. Er was al veel gebeurd, de slag bij de Java zee was verloren, veel vrienden waren er niet meer. Oorlog voor een kind van net 8 is iets ongrijpbaars. Op een nacht werden wij opgeschrikt door lawaai in huis.Een van onze bedienden, die naar zijn familie was vertrokken, stond zwaar gewond in de binnentuin. Mijn ouders hielpen hem. Hij was zeer ernstig mishandeld en zij verstopten hem, maar het was nu tijd om te vluchten, want de jap zou zeker komen kijken. s' Nachts werden wij uit bed gehaald. Er stonden twee ossenkarren buiten die heel zachtjes werden ingeladen, niemand sprak er een woord. Mijn grootmoeder Elsie was er ook en heel zachtjes slopen wij in de karren met al onze belongings en gingen door de stille straten van Soerabaja richting de bergen. Ook de gewonde bediende lag in de achterste wagen. Mijn vader zei: er zijn overal wegversperringen met jappen, dus gingen wij via heel nauwe kampong- weggetjes. Mijn hart zat in mijn keel, want werd je gepakt door de jap, dan werd je naar de kempetai gebracht voor verhoor en dat was niet best, daar hadden wij de vreselijkste verhalen over gehoord. Doodstil waren wij, je hoorde alleen het kraken van de wagens, het lopen van de sappies en af en toe het zachte klappen van een zweep. De wagens schommelden heen en weer en de lampen die er aan hingen ook. Eindelijk zei mijn vader, wij hebben het gered, wij zijn op weg naar Nongodjadjar, ons wel bekende vakantieoord. Onze bediende stapte uit en verdween in de nacht. Langzaam gingen wij klimmen en hoorden de geluiden van de bossen en vlak voor iedere kampong zag je kleine warongs, overdekte hutjes met bamboe en platen waar je koffie kon drinken of heerlijke rijst, saté of iets anders kon eten. Je koffie goot je uit op je schoteltje en dan slurpte je het langzaam op. Heerlijk die lucht van het arang arang vuur (een soort houtskool)en dan met de geur van saté. Wat hield ik veel van dit land en nu slopen wij door die prachtige natuur en al die bekende geluiden richting bergen en af en toe kwam de maan van achter de wolken en benam het uitzicht je de adem, zo mooi. Heel ver van het dorp Nongodjadjar hadden mijn ouders een huis op de steile berghelling gehuurd, dat geheel self containing was. Dit huis was beeldschoon en bestond uit een vierkante betonnen bak, met daarin de keuken, de voorraadkamer, de kamer voor de kippenbroedmachine, de karnkamer waar boter, yoghurt, enz. gemaakt werden en heel veel gereedschap. Er ging van de keuken een trap naar boven en daar was weer zo'n vierkante betonnen blok met er omheen een grote brede overdekte veranda.Op de hoeken van de veranda stonden grote verrekijkers, waarmee wij de lucht en ook ver de bergen en het dal in konden kijken. Zo konden wij mijn vader een uur voordat hij bij ons was al zien aankomen, een kleine stip in de verte.Hij werkte nog steeds in Soerabaja.Hij kwam alleen in de weekenden naar boven. Totdat ook dat niet meer ging. Deze veranda was geweldig, wij brachten er uren op door, rennend en spelend enz. .Wij hadden er een grote groentetuin en een stal met een varken en een melkkoe, die ons voorzag van boter, melk, enz.. Verder heel veel kippen. Als wij er te weinig hadden, dan zorgde de broedmachine voor meer, zowel om te eten, als voor de eieren. Achter dit alles een eindeloos maisveld, waar mijn broer en ik ons in verstopten en ons eigen veilige plekje hadden. Zo hoopten wij de jap te kunnen overleven en wat voor een leven. De geuren van vers brood, melk en boter van de eigen koe. In een woord heerlijk. Wij waren zeer eenzaam, maar met de hond Spankie trokken wij de bergen en de ravijnen in en genoten. 's Avonds bij spirituslampen en ovalmaltine. Soms las mijn moeder ons wel eens voor, als ze er niet te moe voor was. Soms kwam er iemand van het dorp met boodschappen of post of om mijn moeder met van alles te helpen. Zo werden wij toen uitgenodigd voor een Javaanse bruiloft, die een dag en een nacht zou duren en sliepen wij in het dorp bij de bevolking, die allerliefst voor ons was. Het was een geweldig feest met heel veel snoep in allerlei kleuren, eten en wajangpoppen, dansen tot diep in de nacht en 's- morgens mee naar de kali, waarin wij alles deden, je behoefte, wassen en tanden poetsen. Dit alles duurde vele maanden maar op een avond kwam mijn vader terug uit het dorp en tot diep in de nacht zaten zij te praten .De volgende dag werd ons verteld, dat wij terug moesten naar Soerabaja en van daaruit naar de wijk in Malang en als wij dat niet deden zouden wij gedood worden door de jappen. Alles werd verkocht of weggegeven, ook de hond. Kapot waren wij ervan, maar huilen hielp niet, dus daar gingen wij weer terug naar Soerabaja en vandaar met nog minder bagage, alleen wat je zelf kon dragen, in grote trucs naar Malang. Diep verdrietig om alles wat wij moesten achterlaten. We wisten niet dat toen het allerzwaarste nog moest komen, het afscheid van mijn vader en de rest.........

Leven in een barak herhaling .

Voor het eerst leven in een Barak
Het prachtige Indonesië, 1941, ons prachtige huis met 2 baboe's, een djongos, (huisknecht), tuinman. Een prachtig paviljoen voor gasten. Altijd waren er gasten en iedere Zaterdag gingen mijn ouders prachtig aangekleed naar de Simpangclub. Dan sliep de baboe op een matje naast mijn bed. Veel tochten naar de bergen, waar wij regelmatig een huis huurden met zwembad. Daar genoten wij van de prachtige natuur, paardrijden, zwemmen en heerlijk eten. Mijn grootmoeder ging dan ook vaak mee en de rest van de familie kwam ook, dat waren geweldige extravagante tijden. Ineens oorlog, alles afgelopen, angst, met bagage op de rug en klein koffertje door Java trekkend, in afgesloten goederenwagons rijdend door de hitte met veel vrouwen en kinderen, kilometers lopen zonder water of eten. Tot wij weer eens bij een klooster kwamen, waar wij liefdevol onthaald werden op eten en drinken en met zijn allen op matrassen op de grond sliepen in gangen en kamers. Niet wetend waar de reis naar toe ging en of er nog een eind aan kwam. Zo kwamen wij toen dood versleten in Solo aan in een heel groot leeg gekkengesticht. In die tijd waren die heel anders dan nu, het waren hel oorden, vol met grote hekken en veel grote badkamers, donkere gangen, koud en eng. Daar werden wij verwezen naar een kapel met matrassen op de grond voor ons. De shock over dit alles was enorm. Vol verbazing en doodmoe keken we om ons heen naar al die vrouwen en kinderen, naar al dat lawaai en gekreun, gehuil en gepraat. Dan uren in de rij voor eten, wassen en toiletten. Geen eigen kamer, geen eigen huis, volkomen verbijsterd, een half zieke moeder en een grootmoeder, die ook ten einde raad was. Mijn broer en ik werden met zware diarree naar het ziekenhuisgedeelte van het gesticht gebracht. Maar na drie dagen vond ik dat mijn broer, ziek van heimwee naar mijn moeder, slechter in plaats van beter werd. De koorts steeg per dag. Ik sleurde hem s'nachts uit bed. Met mijn hand op zijn mond slopen wij met onze hoofdkussens terug naar de kapel. Daar werd hij beter. Het bericht kwam, dat het nieuwe gedeelte van dit grote kamp geopend werd en dat wij naar de nieuwe barakken zouden gaan. Wat was dat, een barak.? Op een dag werd er een stuk muur afgebroken en zagen wij een groot kamp met grote loodsen(de barakken), heel veel loodsen met flinke ruimten ertussen. Iedere barak bestond uit twee rijen bedden in het midden de rij met bagage. Verder een douche en twee wc's. In een barak lagen zo plus minus 60 vrouwen en kinderen. Daar zat je dan op je brits en keek je om je heen dit was nu je thuis, deze 45 centimeter en overal vrouwen en kinderen. Uren heb ik rond zitten kijken, vol verbazing. De eerste dagen was ik zo verbouwereerd, dat ik van alle opwinding niet kon slapen. Je zag alles van anderen, niets bleef geheim. Moeders die sloegen, kinderen die vervelend en verwend waren. Van alles was er te zien en te beleven, overal voor in de rij staan, op tijd naar de wc, want er was altijd een rij. Maar ergens ook heel spannend al die dingen, die om je heen gebeurden. Buiten spelen was ook beperkt, overal liepen vrouwen met wasgoed en afwasspullen, kleren om te drogen hingen overal, enz... 'snachts hoesten, kreunen, mensen die praten, weer andere die boos werden, zo zelfs, dat er 'snachts bijbels over en weer gesmeten werden, weer anderen probeerden te sussen en regels op te stellen. Het heeft weken geduurd voor dat het langzaam wat kalmer en rustiger werd. Ook doordat iedereen versuft raakte door gebrek aan voedsel en slaap. Vrouwen en kinderen werden ziek en langzaam drong de ellende tot iedereen door: "je kon hier doodgaan". We hadden maar een vrouwelijke arts, Dr. Engels. Medicijnen waren er ook haast niet. Langzaam aan werd het stiller en rustiger. Zo werd het na enkele maanden zelfs gezellig.Vrouwen gingen kookboeken maken, weer anderen leerden kinderen borduren. In dat kamp heb ik wat geborduurd, zakdoekjes maken, kleertjes voor de enige pop die ik had. Iedereen werd vindingrijk en zo werd het leven een stuk prettiger. Maar de eerste weken van dat bizarre barak leven zal ik nooit meer vergeten. Dinkie

woensdag 10 februari 2010

Elsie met Gwen en Elsie met Dennis .

Elsie met Gwen, Elsie met Dennis toen hij 20 was en een stukje over oom Den toen. Dinkie

Posted by Picasa

maandag 8 februari 2010

Vervolg Elsie

 Vervolg Elsie.
Na vier jaar Jappenkamp en 63 jaar oud, kwam zij met ons in Holland aan. Alles wat ze had achtergelaten was ze kwijt en ook zei moest helemaal van onderaf aan opnieuw beginnen. Zij huurde een grote etage op de Minrebroederstraat 11 bis in Utrecht, vlak bij de dom, van vier zusters, die alle vier bij elkaar op de parterre woonden. Deze vier in het zwart geklede zusters waren weg van mijn grootmoeder en waakten al kwebbelend over haar. Heel veel gezinnen vertrokken na de oorlog naar Canada, Australie en Nieuw-Zeeland, haar business was booming. Elsie is een baken in mijn leven geweest, een baken van wilskracht, zelfstandigheid en zachtheid. Zachtheid, leerde ik van haar, was niet synoniem voor zwak, het kon ook heel sterk zijn. Zij las heel veel, was altijd spiritueel bezig. Als ik er die 14 dagen logeerde ieder jaar, was dat al een fascinerende gebeurtenis. Haar grote zitkamer was al weer beeldig ingericht, dan had je achter de grote brede zitkamer een gang en op die gang kwamen twee deuren uit, een was haar slaapkamer, ruim en hoog, de andere was haar rommelkamer. Door de gang, dan de hoek om, was er een heel klein keukentje, stervend koud in de winter. Boven haar nog twee etages met allemaal studenten, die zij ook vaak hielp met hun Engels. Iedere ochtend om 7 uur ging haar wekker, dan deed ze eerst in bed been massage, dan gymnastiek en zong er bij, every day and in every way I get better and better. Als haar zoon Dennis bij haar logeerde, zong hij altijd you get fatter and fatter. Daarna hielp ik haar in haar korset met baleinen, ongelooflijk zo strak zat dat. Dan uitgebreid make-up opgedaan, daarna uitgebreid ontbeten met heel veel thee en om tien uur dertig de eerste les, s' middags ook en 's avond soms ook. Een keer in de week gingen wij bij V en D om twaalf uur warm eten met tafeltjes, gedekt met witte tafellakens en grote witte servetten en een ober. Daarna naar de bioscoop, waar zij haar vaste stoel had. De rest van de week gingen wij nog tweemaal naar de film en aten 's avonds bij de studenten in de mensa. Iedere Dinsdag was haar jour, dan kon iedereen komen, had ze van alles in huis en er kwamen dan ook altijd vrienden, kennissen en soms familie, dat was altijd een hele gezellige dag vol verrassingen. Als zij les gaf ging ik vaak naar de studenten boven kletsen of mijn boeken lezen, heerlijk op haar grote bed. Haar hobby was films, zij verzamelde daar alles over. Had een twee deur linnenkast ingericht als archief kast. Ook kreeg ze alle reclame folders na afloop van iedere film, dit alles heeft ze later overgedragen aan Simon van Collum, de directeur van het film museum, die was er zielsblij mee. Later woonde ik met mijn eerste kind en in verwachting zijnde van de tweede, een jaar in De Bilt en fietste bijna iedere dag naar haar toe. Een stevige tocht zo met mijn dikke buikje en Walter in zijn kinderzitje lekker achter mijn rug. Al kirrende renden de vier zussen naar boven om mijn grootmoeder te waarschuwen dat ik er was en met zijn allen stonden zij mij op te wachten boven aan de trap. :" Dag mijn lieverd, ben je er weer, wat gezellig, kom gauw binnen". Daarna werden ik en kleine Walter door de zussen eventjes aangehaald en daarna snel naar binnen. In die tijd gaf mijn grootmoeder bijna geen les meer en vond ze het heerlijk als wij kwamen. Na enkele uurtjes bij haar te zijn geweest fietste ik weer terug naar De Bilt. Ook hielp zij mij met van alles, een gasfornuis, een stofzuiger en vooral ook door af en toe een hele dag bij mij te komen met de bus. Toen wij later ergens anders woonden, kreeg zij kanker en verloor een oog, er kwam een kunstoog voor terug, als zij dan drie weken bij mij kwam logeren zag ik hoe geduldig en moedig zij iedere ochtend haar kunstoog eruit haalde en iets erin deed en dan ging het schone oog weer terug, helaas is zij voor niet veel gespaard, de kanker kwam terug en zij verhuisde naar Den Haag, alwaar zij na een lange moeilijke weg op 82 jarige leeftijd stierf. Op een dag kwam ik uit Xenos en zag een vrouw lopen, kon alleen haar rug zien, ik kreeg een shock:" Elsie, Elsie", riep ik hard. De mevrouw draaide zich om en het was iemand anders, ineens werd alles donker en het was dat Willem mij opving of ik was onderuit gegaan. "Ik denk dat je beter kunt gaan zitten. Toen besefte ik pas hoe vreselijk ik haar gemist had, dat flinke kleine vrouwtje Elsie. Dinkie.

nog twee door Elsie gemaakt.


Posted by Picasa

Schilderijen door Elsie gemaakt



Posted by Picasa

Elsie mijn grootmoeder.

Elsie Maud Cownie een Schotse schone, mijn allerliefste grootmoeder. Zij stapte met een klein gezelschap van de boot af. Om daarna vol verbazing, rondkijkend in Holland, vrolijk alle bijzonderheden te gaan bezichtigen, alles vond zij beautiful. Zij, een degelijk, preuts, Schots meisje van net twintig, wiens vader muziek meester op de Edinburgse universiteit was. Een geweldige familie met hun eigen schepen, een hele vriendelijke familie, hartverwarmend en zacht van karakter. Vrolijk en blij liepen ze alle musea, concerten en nog meer af. Het was een hele educatieve toer voor de groep. Zij, Elsie, besloot bij kennissen in Holland nog een tijdje te blijven om schilderles te nemen bij de Haagse school. Nog een paar van haar schilderijen hangen bij ons. Helaas misschien, leerde zij toen een stoere vlotte Hollandse bon vivant kennen, dansen, uit eten en concerten volgden en voor ze het wist, was dit lieve zachte meisje verliefd en later verloofd en getrouwd met haar stoere bon vivant. Een gelukkige tijd volgde, een leven van een well to do familie in Den Haag. Herbert, Elsie's man, had een hele grote zaak in de lange Houtstraat. Hij verkocht meubels, gordijnstoffen en nog veel meer van Bas van Pelt. Het enige waar Herbert niet zo goed mee kon dealen, was de enorme preutsheid van zijn vrouw. Toen werd Gwen geboren, (mijn moeder ) twee jaar later Dennis. Toen Gwen 7 jaar was werd bij Elsie een zeer besmettelijke tbc geconstateerd en moest zij direct naar een sanatorium, kleine Gwen naar kostschool in Vught bij de nonnen en Dennis bij zijn grootouders. En zo werd dit gelukkige gezin uit elkaar gerukt. Na twee jaar kwam Elsie weer genezen thuis. Herbert, inmiddels een rijk man had niet stil gezeten. Hij leefde het leven een bon vivant waardig, jachtpartijen, zeilen, paardrijden en feesten. Elsie, na alles wat ze had meegemaakt, paste daar absoluut niet meer bij, Elsie wilde scheiden. Vlak voor haar trein vertrok zei Herbert.:" Elsie weet je wel zeker, dat dit is wat je wilt." "Ja Herbert absoluut. " En zo vertrok Elsie, toch bleven ze tot het einde van hun leven goede vrienden. Zij werd gezelschapsdame bij een hele rijke Engelse vrouw in Nederland. En toen mensen gingen emigreren jaren later, huurde zij een appartement op de eerste etage vlakbij de lange Houtstraat en ging Engelse les geven aan zakenmensen, emigranten en kinderen. Dat heeft ze de rest van haar hele leven gedaan en goed aan verdiend. Toen zij een erfenis van haar vader kreeg is zij naar mijn moeder in Indonesië gegaan en ook haar zoon Dennis ging met zijn vrouw Beppie Rietveld, dochter van de grote Rietveld, naar Indonesië. En zo kwamen wij allen in het jappenkamp, wordt vervolgd. Dinkie.