Kamp Solo
Solo was een groot kamp, in twee gedeelten, een voormalig psychiatrisch ziekenhuis en het nieuwe gedeelte met heel veel barakken. In een van die barakken sliepen wij, mijn moeder, broer en ik, ongeveer in het midden van die barak. Iedereen had precies 45 centimeter, allemaal naast elkaar in een hele lange rij. Tegenover je de koffers met spullen. Voor de koffers een flink looppad en hetzelfde aan de overkant. Iedere ochtend was er appel. s'Avonds moest je allemaal om negen uur in de barak zijn, anders werd je opgepakt en kreeg je slaag. Soms kwam er in het kamp hoog bezoek, enge, strenge, met medailles behangen japanners, kijken of alles wel goed ging. Een ramp, alles moest schoon zijn en veel appels, waren ze dol op. Op het bed deden wij kaartspelletjes. Naast ons sliep Adriaan met zijn moeder, die inmiddels mijn moeders beste vriendin was geworden en de rest van haar leven ook is gebleven. Een keer moest ik zo vreselijk lachen, dat ik achterover klapte, met mijn hoofd op onze koffers. Bewusteloos, overgeven en een hersenschudding. Ik moest plat blijven liggen. Precies toen kwam er weer hoog bezoek, iedereen op appel. Doodstil lag ik daar, alleen in die grote barak, verstijfd van angst. De deur vloog open en drie jappen stapten naar binnen. Een ging aan mijn kant op de bedden lopen, met ontbloot samoerai zwaard en prikte overal in. Zijn glimmende laarzen zag ik steeds dichterbij komen. Doodstil bleef ik liggen, maar zorgde er wel voor dat hij mij kon zien. Stel je voor, anders stak hij mij nog dood met dat zwaard. Gespannen keek ik hem aan, steeds dichterbij, steeds dichterbij, ineens stond hij bij me, aan iedere kant van mij een laars. Met zijn glimmende zwaard in zijn hand begon hij tegen mij te schreeuwen.( deden ze altijd). Ik was zelfs te bang om te huilen. Hij gilde iets naar de andere jappen en begon om mij heen in alles te steken. Ook pakte hij mijn pop en trok de kop er af en keek er in. Ze zochten altijd naar verstopt geld of juwelen. Toen bukte hij zich nog eens over mij heen, ik rook zijn adem. Hij grijnsde, blafte mij iets toe in het japans en ging eindelijk zwaaiend met zijn zwaard weg. Dat ik het als negen- jarige niet in mijn broek heb gedaan was een wonder. Hoe ziek ik ook was, daarna ben ik nooit meer alleen in bed gebleven en volgens mij heb ik nog geboft ook. Dinkie
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten