Voor ons vertrek naar Saoedi Arabië even bij De Knip in Voorschoten
wat eten met zijn allen.
Dinkie in Saoedi Arabië
Hier samen met Buffy die helaas niet zo'n lief hondje was.
donderdag 7 oktober 2010
zondag 19 september 2010
De Heilige Boom
Heilige Boom
Wij hadden weer eens een huis in de bergen, dit keer met een groot open grasveld er om heen en aan het eind van het grasveld een hek helemaal om onze tuin. Waar het hek naar binnen kwam stonden er achter heel veel struiken. Dat alles lag op een helling en achter de struiken een hele grote dikke boom met veel wortels. De boom was zo dik, dat je er met drie mensen omheen moest staan met uitgestrekte armen voor je elkaar weer aanraakte. Midden in het grasveld lag ons zwembad, waar wij dagen in verbleven. Iedere keer hoorden wij mensen naar de boom gaan en daar zingen of bidden. Het bleek een heilige boom te zijn en alle Indische mensen brachten de meest heerlijke etenswaren naar hun heilige boom, allemaal kweelappies en koekjes en nog veel meer in pisangbladeren, het zag er heerlijk uit. Als wij naar al dat lekkers keken, liep het water ons in de mond. Onze baboe vertelde ons dat, als je daar bij de heilige boom eten bracht, je nooit iets ergs zou overkomen. Op een dag gingen wij stiekem het hek uit om bij de boom te kijken. Vol verbazing keken wij naar al die heerlijkheden. Mijn broer zei:" ik wil wel wat ervan pakken als iedereen weg is", maar dat zag ik niet zo zitten en zei als je dat doet gebeurt er wel iets ergs met je. Mijn broer keek mij aan:" Geloof jij dat echt, vroeg hij, ik niet hoor, allemaal flauwekul." Wij terug, maar zoals je weet gaat iedereen 's middags rusten, dus wij weer naar de boom, stiekem, er was niemand en er kwam ook niemand. Mijn broer boog zich voorzichtig voorover, zocht naar iets heel erg lekkers en nog voor dat hij iets gepakt had, hoorden wij een ontzettend hard geritsel door de struiken. Als er al iets was waar wij bang voor waren, waren het slangen, want de baboes hadden ons verteld dat deze beesten je beten en dat je dan direct dood ging. Wij weg, volgens ons was dat er een. De volgende keer, dat wij weer naar de boom gingen, toen iedereen sliep, probeerde mijn broer weer iets te pakken, weer begon het harde geritsel, zo erg, dat wij vol verbazing bleven staan en zagen dat de struiken gewoon heen en weer gingen.:" Er zit iemand zei mijn broer: "Ja, zei ik, een slang, die zal er ook wel van eten." En weg waren wij. Sinds die dag zijn wij nooit meer bij de boom geweest om iets weg te pakken, alleen om er zelf ook iets bij te leggen, in de hoop dat ons ook nooit iets zou overkomen en dat is ook nooit gebeurd, er is wel veel gebeurd in ons leven en die prachtige dikke heilige boom met zijn vele grote uitstekende wortels zal ik ook nooit meer vergeten, maar toch hebben zowel mijn broer als ik alles overleefd, zou het dan toch door onze offers aan de mooie boom gekomen zijn ?. Dinkie.
Wij hadden weer eens een huis in de bergen, dit keer met een groot open grasveld er om heen en aan het eind van het grasveld een hek helemaal om onze tuin. Waar het hek naar binnen kwam stonden er achter heel veel struiken. Dat alles lag op een helling en achter de struiken een hele grote dikke boom met veel wortels. De boom was zo dik, dat je er met drie mensen omheen moest staan met uitgestrekte armen voor je elkaar weer aanraakte. Midden in het grasveld lag ons zwembad, waar wij dagen in verbleven. Iedere keer hoorden wij mensen naar de boom gaan en daar zingen of bidden. Het bleek een heilige boom te zijn en alle Indische mensen brachten de meest heerlijke etenswaren naar hun heilige boom, allemaal kweelappies en koekjes en nog veel meer in pisangbladeren, het zag er heerlijk uit. Als wij naar al dat lekkers keken, liep het water ons in de mond. Onze baboe vertelde ons dat, als je daar bij de heilige boom eten bracht, je nooit iets ergs zou overkomen. Op een dag gingen wij stiekem het hek uit om bij de boom te kijken. Vol verbazing keken wij naar al die heerlijkheden. Mijn broer zei:" ik wil wel wat ervan pakken als iedereen weg is", maar dat zag ik niet zo zitten en zei als je dat doet gebeurt er wel iets ergs met je. Mijn broer keek mij aan:" Geloof jij dat echt, vroeg hij, ik niet hoor, allemaal flauwekul." Wij terug, maar zoals je weet gaat iedereen 's middags rusten, dus wij weer naar de boom, stiekem, er was niemand en er kwam ook niemand. Mijn broer boog zich voorzichtig voorover, zocht naar iets heel erg lekkers en nog voor dat hij iets gepakt had, hoorden wij een ontzettend hard geritsel door de struiken. Als er al iets was waar wij bang voor waren, waren het slangen, want de baboes hadden ons verteld dat deze beesten je beten en dat je dan direct dood ging. Wij weg, volgens ons was dat er een. De volgende keer, dat wij weer naar de boom gingen, toen iedereen sliep, probeerde mijn broer weer iets te pakken, weer begon het harde geritsel, zo erg, dat wij vol verbazing bleven staan en zagen dat de struiken gewoon heen en weer gingen.:" Er zit iemand zei mijn broer: "Ja, zei ik, een slang, die zal er ook wel van eten." En weg waren wij. Sinds die dag zijn wij nooit meer bij de boom geweest om iets weg te pakken, alleen om er zelf ook iets bij te leggen, in de hoop dat ons ook nooit iets zou overkomen en dat is ook nooit gebeurd, er is wel veel gebeurd in ons leven en die prachtige dikke heilige boom met zijn vele grote uitstekende wortels zal ik ook nooit meer vergeten, maar toch hebben zowel mijn broer als ik alles overleefd, zou het dan toch door onze offers aan de mooie boom gekomen zijn ?. Dinkie.
maandag 26 juli 2010
woensdag 14 juli 2010
Wassenaar de tuin van onze late jeugd.
Wassenaar De Tuin Van Onze Late Jeugd.
Wassenaar,de pauwvijver het raadhuis, de engeltuin nog veel meer, voor een kind een waar paradijs. Het lieve warme huis te midden van al dit moois met wilde appelbomen, perenbomen, de prachtige pauwvijver met alle bruggetjes om de hoek, het kleine bos achter het gemeentehuis, het immens grote grasveld met de twee leeuwen en de badkuip voor het gemeentehuis, een soort magisch oord. De grote beelden in de engeltuin met allemaal rozen. De schitterende hele oude bomen, sommige met takken hangend over de pauwvijver, in de zomers een waar paradijs. Voor ons huis in de Pieter Twentlaan 1 ook een bos, dan de grote brandweerkazerne. De twee verwilderde kinderen uit het jappenkamp werden hier op losgelaten. Mijn broer zat onmiddellijk in de hoogste boom, vanuit het raadhuis werd de politie gebeld, die het recalcitrante manneke bij mijn moeder afzette. Drie dagen later hetzelfde, dit duurde net zolang, totdat ze besloten hem maar te laten. Verstoppen in de eeuwen oude rododendrons, rennen, hutten bouwen, op verkenning gaan in de bossen aan de overkant van de pauwvijver. Later met vriendinnen, vrienden dagenlang uren spelen in de bosjes bij de engel, klimmen klauteren, kanoën op de vijver, 'winters schaatsen op de vijver met warme chocolade melk, heerlijke tijden, de dagen van onze late jeugd, waren eindeloze gelukkige dagen. Fietsen naar het strand met broodjes en limonade gazeuse. Over het stille strand dwalen en zitten in de duinen met het ruisen van de wind en de zee. Uren boeken lezen in de tuin met het geruis van de prachtige oude bomen. Wat een stralend gelukkige tijd hebben wij in dat Wassenaar gehad. Ook bij het huis met het blauwe dak zwierven wij dagen rond in die grote bossen. Raaphorst, Mijendel, poffertjes eten na een lange wandeltocht.Hotel Duinoord, een prachtig familiehotel. Later alle grote feesten op het strand, bij hele rijke vrienden in Wassenaar, tuinfeesten, gekostumeerde feesten, examen feesten met tent en een band in de tuin. De mooiste jaren van ons leven in Holland zijn in Wassenaar geweest met zijn prachtige parken, bossen, strand en natuur, mooie huizen, fijne scholen, rust, vrede in een beeldschone omgeving, een balsem op de wonde, waar ik vooral nu, op mijn 75 levensjaar, nog heel veel aan terug denk met enorm veel plezier en dankbaarheid over die fijne en geweldig leuke tijd, die wij daar gehad hebben. Dinkie
Wassenaar,de pauwvijver het raadhuis, de engeltuin nog veel meer, voor een kind een waar paradijs. Het lieve warme huis te midden van al dit moois met wilde appelbomen, perenbomen, de prachtige pauwvijver met alle bruggetjes om de hoek, het kleine bos achter het gemeentehuis, het immens grote grasveld met de twee leeuwen en de badkuip voor het gemeentehuis, een soort magisch oord. De grote beelden in de engeltuin met allemaal rozen. De schitterende hele oude bomen, sommige met takken hangend over de pauwvijver, in de zomers een waar paradijs. Voor ons huis in de Pieter Twentlaan 1 ook een bos, dan de grote brandweerkazerne. De twee verwilderde kinderen uit het jappenkamp werden hier op losgelaten. Mijn broer zat onmiddellijk in de hoogste boom, vanuit het raadhuis werd de politie gebeld, die het recalcitrante manneke bij mijn moeder afzette. Drie dagen later hetzelfde, dit duurde net zolang, totdat ze besloten hem maar te laten. Verstoppen in de eeuwen oude rododendrons, rennen, hutten bouwen, op verkenning gaan in de bossen aan de overkant van de pauwvijver. Later met vriendinnen, vrienden dagenlang uren spelen in de bosjes bij de engel, klimmen klauteren, kanoën op de vijver, 'winters schaatsen op de vijver met warme chocolade melk, heerlijke tijden, de dagen van onze late jeugd, waren eindeloze gelukkige dagen. Fietsen naar het strand met broodjes en limonade gazeuse. Over het stille strand dwalen en zitten in de duinen met het ruisen van de wind en de zee. Uren boeken lezen in de tuin met het geruis van de prachtige oude bomen. Wat een stralend gelukkige tijd hebben wij in dat Wassenaar gehad. Ook bij het huis met het blauwe dak zwierven wij dagen rond in die grote bossen. Raaphorst, Mijendel, poffertjes eten na een lange wandeltocht.Hotel Duinoord, een prachtig familiehotel. Later alle grote feesten op het strand, bij hele rijke vrienden in Wassenaar, tuinfeesten, gekostumeerde feesten, examen feesten met tent en een band in de tuin. De mooiste jaren van ons leven in Holland zijn in Wassenaar geweest met zijn prachtige parken, bossen, strand en natuur, mooie huizen, fijne scholen, rust, vrede in een beeldschone omgeving, een balsem op de wonde, waar ik vooral nu, op mijn 75 levensjaar, nog heel veel aan terug denk met enorm veel plezier en dankbaarheid over die fijne en geweldig leuke tijd, die wij daar gehad hebben. Dinkie
donderdag 17 juni 2010
Elsie mijn grootmoeder, herhaling.
Vervolg Elsie
Na vier jaar Jappenkamp en 63 jaar oud, kwam zij met ons in Holland aan. Alles wat ze had achtergelaten was ze kwijt en ook zei moest helemaal van onderaf aan opnieuw beginnen. Zij huurde een grote etage op de Minrebroederstraat 11 bis in Utrecht, vlak bij de dom, van vier zusters, die alle vier bij elkaar op de parterre woonden. Deze vier in het zwart geklede zusters waren weg van mijn grootmoeder en waakten al kwebbelend over haar. Heel veel gezinnen vertrokken na de oorlog naar Canada, Australië en Nieuw-Zeeland, haar business was booming. Elsie is een baken in mijn leven geweest, een baken van wilskracht, zelfstandigheid en zachtheid. Zachtheid leerde ik van haar, was niet synoniem voor zwak, het kon ook heel sterk zijn. Zij las heel veel, was altijd spiritueel bezig. Als ik er die 14 dagen ieder jaar logeerde, was dat al een fascinerende gebeurtenis. Haar grote zitkamer was al weer beeldig ingericht, dan had je achter de grote brede zitkamer een gang en op die gang kwamen twee deuren uit, een was haar slaapkamer, ruim en hoog, de andere was haar rommelkamer. Door de gang, dan de hoek om, was er een heel klein keukentje, stervend koud in de winter. Boven haar nog twee etages met allemaal studenten, die zij ook vaak hielp met hun Engels. Iedere ochtend om 7 uur ging haar wekker, dan deed ze eerst in bed been massage, dan gymnastiek en zong er bij, every day and in every way I get better and better. Als haar zoon Dennis bij haar logeerde, zong hij altijd you get fatter and fatter. Daarna hielp ik haar in haar korset met baleinen, ongelooflijk zo strak zat dat. Dan uitgebreid make-up opgedaan, daarna uitgebreid ontbeten met heel veel thee en om tien uur dertig de eerste les, s' middags ook en 's avond soms ook. Een keer in de week gingen wij bij V en D om twaalf uur warm eten met tafeltjes, gedekt met witte tafellakens en grote witte servetten en een ober. Daarna naar de bioscoop, waar zij haar vaste stoel had. De rest van de week gingen wij nog tweemaal naar de film en aten 's avonds bij de studenten in de menza. Iedere dinsdag was haar jour, dan kon iedereen komen, had ze van alles in huis en er kwamen dan ook altijd vrienden, kennissen en soms familie, dat was altijd een hele gezellige dag vol verrassingen. Als zij les gaf ging ik vaak naar de studenten boven kletsen of mijn boeken lezen, heerlijk op haar grote bed. Haar hobby was films, zij verzamelde daar alles over. Had een tweedeurs linnenkast ingericht als archief kast. Ook kreeg ze alle reclame folders na afloop van iedere film, dit alles heeft ze later overgedragen aan Simon van Collum, de directeur van het film museum, die was er zielsblij mee. Later woonde ik met mijn eerste kind en in verwachting zijnde van de tweede, een jaar in De Bilt en fietste bijna iedere dag naar haar toe. Een stevige tocht zo met mijn dikke buikje en Walter in zijn kinderzitje lekker achter mijn rug. Al kirrende renden de vier zussen naar boven om mijn grootmoeder te waarschuwen dat ik er was en met zijn allen stonden zij mij op te wachten boven aan de trap. :" Dag mijn lieverd, ben je er weer, wat gezellig, kom gauw binnen". Daarna werden ik en kleine Walter door de zussen eventjes aangehaald en daarna snel naar binnen. In die tijd gaf mijn grootmoeder bijna geen les meer en vond ze het heerlijk als wij kwamen. Na enkele uurtjes bij haar te zijn geweest fietste ik weer terug naar De Bilt. Ook hielp zij mij met van alles, een gasfornuis, een stofzuiger en vooral ook door af en toe een hele dag bij mij te komen met de bus. Toen wij later ergens anders woonden, kreeg zij kanker en verloor een oog, er kwam een kunstoog voor terug, als zij dan drie weken bij mij kwam logeren zag ik hoe geduldig en moedig zij iedere ochtend haar kunstoog eruit haalde en iets erin deed en dan ging het schone oog weer terug, helaas is zij voor niet veel gespaard, de kanker kwam terug en zij verhuisde naar Den Haag, alwaar zij na een lange moeilijke weg op 82 jarige leeftijd stierf. Op een dag kwam ik uit Xenos en zag een vrouw lopen, kon alleen haar rug zien, ik kreeg een shock:" Elsie, Elsie", riep ik hard. De mevrouw draaide zich om en het was iemand anders, ineens werd alles donker en het was dat Willem mij opving of ik was onderuit gegaan. "Ik denk dat je beter kunt gaan zitten. Toen besefte ik pas hoe vreselijk ik haar gemist had, dat flinke kleine vrouwtje Elsie. Dinkie.
Na vier jaar Jappenkamp en 63 jaar oud, kwam zij met ons in Holland aan. Alles wat ze had achtergelaten was ze kwijt en ook zei moest helemaal van onderaf aan opnieuw beginnen. Zij huurde een grote etage op de Minrebroederstraat 11 bis in Utrecht, vlak bij de dom, van vier zusters, die alle vier bij elkaar op de parterre woonden. Deze vier in het zwart geklede zusters waren weg van mijn grootmoeder en waakten al kwebbelend over haar. Heel veel gezinnen vertrokken na de oorlog naar Canada, Australië en Nieuw-Zeeland, haar business was booming. Elsie is een baken in mijn leven geweest, een baken van wilskracht, zelfstandigheid en zachtheid. Zachtheid leerde ik van haar, was niet synoniem voor zwak, het kon ook heel sterk zijn. Zij las heel veel, was altijd spiritueel bezig. Als ik er die 14 dagen ieder jaar logeerde, was dat al een fascinerende gebeurtenis. Haar grote zitkamer was al weer beeldig ingericht, dan had je achter de grote brede zitkamer een gang en op die gang kwamen twee deuren uit, een was haar slaapkamer, ruim en hoog, de andere was haar rommelkamer. Door de gang, dan de hoek om, was er een heel klein keukentje, stervend koud in de winter. Boven haar nog twee etages met allemaal studenten, die zij ook vaak hielp met hun Engels. Iedere ochtend om 7 uur ging haar wekker, dan deed ze eerst in bed been massage, dan gymnastiek en zong er bij, every day and in every way I get better and better. Als haar zoon Dennis bij haar logeerde, zong hij altijd you get fatter and fatter. Daarna hielp ik haar in haar korset met baleinen, ongelooflijk zo strak zat dat. Dan uitgebreid make-up opgedaan, daarna uitgebreid ontbeten met heel veel thee en om tien uur dertig de eerste les, s' middags ook en 's avond soms ook. Een keer in de week gingen wij bij V en D om twaalf uur warm eten met tafeltjes, gedekt met witte tafellakens en grote witte servetten en een ober. Daarna naar de bioscoop, waar zij haar vaste stoel had. De rest van de week gingen wij nog tweemaal naar de film en aten 's avonds bij de studenten in de menza. Iedere dinsdag was haar jour, dan kon iedereen komen, had ze van alles in huis en er kwamen dan ook altijd vrienden, kennissen en soms familie, dat was altijd een hele gezellige dag vol verrassingen. Als zij les gaf ging ik vaak naar de studenten boven kletsen of mijn boeken lezen, heerlijk op haar grote bed. Haar hobby was films, zij verzamelde daar alles over. Had een tweedeurs linnenkast ingericht als archief kast. Ook kreeg ze alle reclame folders na afloop van iedere film, dit alles heeft ze later overgedragen aan Simon van Collum, de directeur van het film museum, die was er zielsblij mee. Later woonde ik met mijn eerste kind en in verwachting zijnde van de tweede, een jaar in De Bilt en fietste bijna iedere dag naar haar toe. Een stevige tocht zo met mijn dikke buikje en Walter in zijn kinderzitje lekker achter mijn rug. Al kirrende renden de vier zussen naar boven om mijn grootmoeder te waarschuwen dat ik er was en met zijn allen stonden zij mij op te wachten boven aan de trap. :" Dag mijn lieverd, ben je er weer, wat gezellig, kom gauw binnen". Daarna werden ik en kleine Walter door de zussen eventjes aangehaald en daarna snel naar binnen. In die tijd gaf mijn grootmoeder bijna geen les meer en vond ze het heerlijk als wij kwamen. Na enkele uurtjes bij haar te zijn geweest fietste ik weer terug naar De Bilt. Ook hielp zij mij met van alles, een gasfornuis, een stofzuiger en vooral ook door af en toe een hele dag bij mij te komen met de bus. Toen wij later ergens anders woonden, kreeg zij kanker en verloor een oog, er kwam een kunstoog voor terug, als zij dan drie weken bij mij kwam logeren zag ik hoe geduldig en moedig zij iedere ochtend haar kunstoog eruit haalde en iets erin deed en dan ging het schone oog weer terug, helaas is zij voor niet veel gespaard, de kanker kwam terug en zij verhuisde naar Den Haag, alwaar zij na een lange moeilijke weg op 82 jarige leeftijd stierf. Op een dag kwam ik uit Xenos en zag een vrouw lopen, kon alleen haar rug zien, ik kreeg een shock:" Elsie, Elsie", riep ik hard. De mevrouw draaide zich om en het was iemand anders, ineens werd alles donker en het was dat Willem mij opving of ik was onderuit gegaan. "Ik denk dat je beter kunt gaan zitten. Toen besefte ik pas hoe vreselijk ik haar gemist had, dat flinke kleine vrouwtje Elsie. Dinkie.
Soetina herhaling
Soetina
Tijdens ons verblijf van twee jaar en vier maanden in Indonesie is er heel wat gebeurd, een vulkaan uitbarsting, een auto ongeluk, niet verwonderlijk in dat land en nog twee gebeurtenissen, die wij nooit meer zullen vergeten. Een ervan was Soetina, een heel lief wezen. In ons prachtige huis in Cilacap hadden wij altijd twee vrouwen voor het huishouden, de baboe's. Voordat je als vrouw aan die hitte zonder airco gewend bent, duurt wel een jaar. Na wat mislukkingen kwam, na drie maanden, Hanna bij ons. Een aparte, ze sprak vloeiend hollands, heerlijk. Zo mager als een talhout, met een enorme adremme grote mond, maar ergens ook een goedzak. Darmo de chauffeur en Hanna waren beide Rammen, er zat een kop op. In huis niet zo erg, op de weg wel, maar dat is een later verhaal. Hanna zou zelf voor haar assistent zorgen. Er zijn er heel wat geweest, maar steeds was het niets. Zij liegt of zij steelt of zij is lui, zei Hanna dan en weg was ze weer. Op een gegeven moment kwam Hanna aan de deur en zei, "nu heb ik een hele goede, Soetina. Kom Soetina. Bij de deur klapte Soetina op haar knieen en ging op haar knieen naar mij toe. Hanna, wat doet ze nu, wat is dit, zeg haar op te staan, direct. "Och", zei Hanna ze heeft bij Indonesiërs gewerkt en daar moest ze zo doen. Toen ze bij mij stond gaf ik haar een hand en vroeg met Hanna als tolk of ze wilde komen werken en of het salaris oke was. Ze glunderde, boog als een knipmes. "Hanna, ook dat mag ze niet meer doen, zeg het haar". "Oke" zei Hanna, komt goed. En zo kwam dit alleraardigste wezen bij ons in huis. s'Middags zat ik veel buiten te lezen of brieven naar Holland te schrijven. Als hun werk klaar was kwam Soetina bij me zitten, ik riep Hanna dan ook. Zo hebben wij uren met zijn drieen, theedrinkend, pratend over Holland en hun levens doorgebracht, veel gelachen. Op een dag zei Hanna "Soetina sakkit"( ziek). "Hoe erg", vroeg ik, "erg" zei Hanna, maar wat wist Hanna ook niet precies. Ik zei als ze naar een dokter wil betaal ik wel". "Nee" zei Hanna, "ze is al bij een dokter". "Oke" en gaf Soetina wat extra geld plus vitamines, mineralen, vlees, eieren enz. Hanna was totaal niet jaloers, zij deed ook alles voor Soetina. En zo gingen dagen oergezellig voorbij. Soetina speelde veel met Buffie, onze teckel, die iedereen aanviel, behalve haar, tot wij een maand met verlof naar Holland gingen. Soetina raakte buiten zich zelf, liep dagen te huilen. "Ik zie u nooit meer terug", zo erg zelfs, dat ik dacht, "wij storten vast neer met zijn allen" en ook ik werd bang, zij voelt iets. Hanna werd boos, nu heb je iedereen bang gemaakt Soetina. Hanna bleef met haar gezin in ons huis. Ze beloofde op Soetina te passen, die mocht net zo vaak langs komen als ze wilde. Met doodsangst in mijn hart vertrokken wij die ochtend. Soetina klampte zich aan ons vast. Hanna greep haar beet en hield haar stevig vast. Wat een vreselijk afscheid, ik ben de hele reis bang geweest en terug ook.Toen wij na ons verlof waren geland in Cilacap, uit het kleine vliegtuigje stappend, slaakte ik een diepe zucht van opluchting, wij waren veilig thuis in Cilacap. Was helemaal blij Darmo met onze auto te zien. Zo, nu gauw naar huis. "Darmo, hoe is het met iedereen, de hond, Hanna en Soetina"? Waarop Darmo via de auto spiegel naar ons keek en zei: "Soetina Mati". (Soetina is dood). Happend naar lucht, snikkend, zijn wij naar ons huis gereden. Soetina was een dag voor haar dood weer bij Hanna geweest en had Hanna laten zweren, dat ze met mij bij haar graf zou komen. Hanna zei: "Soetina, hou nu op, je doet gek". Maar ze moest en zou het zweren. En daar stond ik toen op een zeer lugubere plek in een groot wild vreemd bos bij een klein grafje, waar op een houten kruis Soetina's naam was geschreven. "Hier Soetina, ik heb haar bij je gebracht en wij zullen samen aan je denken". Daar hebben wij afscheid genomen van haar, die zo precies wist wat er ging gebeuren. Hanna zei: "straks zien wij elkaar met zijn drieen weer terug". Een ding weet ik zeker, terug zien zal ik ze allebei. Dinkie.
Tijdens ons verblijf van twee jaar en vier maanden in Indonesie is er heel wat gebeurd, een vulkaan uitbarsting, een auto ongeluk, niet verwonderlijk in dat land en nog twee gebeurtenissen, die wij nooit meer zullen vergeten. Een ervan was Soetina, een heel lief wezen. In ons prachtige huis in Cilacap hadden wij altijd twee vrouwen voor het huishouden, de baboe's. Voordat je als vrouw aan die hitte zonder airco gewend bent, duurt wel een jaar. Na wat mislukkingen kwam, na drie maanden, Hanna bij ons. Een aparte, ze sprak vloeiend hollands, heerlijk. Zo mager als een talhout, met een enorme adremme grote mond, maar ergens ook een goedzak. Darmo de chauffeur en Hanna waren beide Rammen, er zat een kop op. In huis niet zo erg, op de weg wel, maar dat is een later verhaal. Hanna zou zelf voor haar assistent zorgen. Er zijn er heel wat geweest, maar steeds was het niets. Zij liegt of zij steelt of zij is lui, zei Hanna dan en weg was ze weer. Op een gegeven moment kwam Hanna aan de deur en zei, "nu heb ik een hele goede, Soetina. Kom Soetina. Bij de deur klapte Soetina op haar knieen en ging op haar knieen naar mij toe. Hanna, wat doet ze nu, wat is dit, zeg haar op te staan, direct. "Och", zei Hanna ze heeft bij Indonesiërs gewerkt en daar moest ze zo doen. Toen ze bij mij stond gaf ik haar een hand en vroeg met Hanna als tolk of ze wilde komen werken en of het salaris oke was. Ze glunderde, boog als een knipmes. "Hanna, ook dat mag ze niet meer doen, zeg het haar". "Oke" zei Hanna, komt goed. En zo kwam dit alleraardigste wezen bij ons in huis. s'Middags zat ik veel buiten te lezen of brieven naar Holland te schrijven. Als hun werk klaar was kwam Soetina bij me zitten, ik riep Hanna dan ook. Zo hebben wij uren met zijn drieen, theedrinkend, pratend over Holland en hun levens doorgebracht, veel gelachen. Op een dag zei Hanna "Soetina sakkit"( ziek). "Hoe erg", vroeg ik, "erg" zei Hanna, maar wat wist Hanna ook niet precies. Ik zei als ze naar een dokter wil betaal ik wel". "Nee" zei Hanna, "ze is al bij een dokter". "Oke" en gaf Soetina wat extra geld plus vitamines, mineralen, vlees, eieren enz. Hanna was totaal niet jaloers, zij deed ook alles voor Soetina. En zo gingen dagen oergezellig voorbij. Soetina speelde veel met Buffie, onze teckel, die iedereen aanviel, behalve haar, tot wij een maand met verlof naar Holland gingen. Soetina raakte buiten zich zelf, liep dagen te huilen. "Ik zie u nooit meer terug", zo erg zelfs, dat ik dacht, "wij storten vast neer met zijn allen" en ook ik werd bang, zij voelt iets. Hanna werd boos, nu heb je iedereen bang gemaakt Soetina. Hanna bleef met haar gezin in ons huis. Ze beloofde op Soetina te passen, die mocht net zo vaak langs komen als ze wilde. Met doodsangst in mijn hart vertrokken wij die ochtend. Soetina klampte zich aan ons vast. Hanna greep haar beet en hield haar stevig vast. Wat een vreselijk afscheid, ik ben de hele reis bang geweest en terug ook.Toen wij na ons verlof waren geland in Cilacap, uit het kleine vliegtuigje stappend, slaakte ik een diepe zucht van opluchting, wij waren veilig thuis in Cilacap. Was helemaal blij Darmo met onze auto te zien. Zo, nu gauw naar huis. "Darmo, hoe is het met iedereen, de hond, Hanna en Soetina"? Waarop Darmo via de auto spiegel naar ons keek en zei: "Soetina Mati". (Soetina is dood). Happend naar lucht, snikkend, zijn wij naar ons huis gereden. Soetina was een dag voor haar dood weer bij Hanna geweest en had Hanna laten zweren, dat ze met mij bij haar graf zou komen. Hanna zei: "Soetina, hou nu op, je doet gek". Maar ze moest en zou het zweren. En daar stond ik toen op een zeer lugubere plek in een groot wild vreemd bos bij een klein grafje, waar op een houten kruis Soetina's naam was geschreven. "Hier Soetina, ik heb haar bij je gebracht en wij zullen samen aan je denken". Daar hebben wij afscheid genomen van haar, die zo precies wist wat er ging gebeuren. Hanna zei: "straks zien wij elkaar met zijn drieen weer terug". Een ding weet ik zeker, terug zien zal ik ze allebei. Dinkie.
Het tweede wonder. Herhaling.
Het derde wonder
Mijn moeder sprak altijd over haar lievelingsfilm, "The Keys of The Kingdom", uit 1934, mijn geboortejaar. Maar hij kwam maar nooit op tv, zwart-wit met Gregory Peck. Intussen waren mijn beide ouders 76 jaar en mijn moeder helaas stervende aan longkanker. Wij hadden het er allemaal heel erg moeilijk mee. Ik heb mijn vader toen laten zweren op zijn erewoord, dat hij na zijn overlijden ons zou laten merken, dat hij doorleefde, hoe dan ook. Wij zijn allemaal met reincarnatie opgevoed, mijn ouders ook. Mijn vader was daarin zeer sterk en heeft ons compleet met alles overtuigd, maar zodra zoiets voorkomt als afscheid moeten nemen van je moeder, ook al was onze band niet zo goed, ga je toch weer twijfelen. In de loop der jaren had ik veel begrip gekregen voor haar karma en wist ik ook dat ik deze moeder met haar karma met mijn aard goed aankon. Wij hadden samen veel meegemaakt en het is en blijft je moeder. Helaas stierven beiden in hetzelfde jaar, mijn moeder eerst en drie maanden later mijn vader, met dit verschil, dat ik mij de laatste maanden helemaal aan mijn vader kon wijden. Hij lag in Zierikzee, dus tweemaal per dag erheen, alles kon ik voor hem doen, uit dank voor alles wat hij voor ons gedaan had. Een ijzersterke lieve man, nooit heb ik hem boos gezien, nooit. En altijd filosoferend over alles, waarschuwend, helpend, een harde werker en een echte heer. Mijn wereld stortte na zijn dood compleet in. Maar een mens is toch veerkrachtiger dan hij soms denkt. Het heeft twee jaar geduurd en met de lieve steun van Willem kwam ik weer overeind. Op een prachtige dag, kijkend naar de tv, hoorde ik de omroepster zeggen dat s'-middags de film "The Keys of The Kingdom kwam. Ik moest s'-middags weg, dus nam ik hem met de videorecorder op, maar liet de tape er helaas inzitten en de volgende dag is Oprah eroverheen opgenomen. In tranen was ik, verpest was de hele film, niets meer aan te doen. Een jaar later kwam Willem de keuken in rennen, je vader is er, alles ruikt weer naar caramel, (Dat hadden wij ontdekt, al vaker was mijn vader er en als een echte Haginees kwam hij dan met de lucht van Haagsche hopjes caramel). Ik naar de kamer en ja het leek wel een caramelfabriek. Willem zei, dit is de tv kamer, zet aan dat ding en wij keken overal en bleven hangen bij belgie-1, want de omroepster zei dat koning Boudewijn was overleden. Willem, ik vind het een reuze lieve man, maar daarvoor is mijn vader toch niet hier? Wacht nu maar even, misschien komt er nog wat anders. Wij keken naar alles over Boudewijn. Toen zei ineens de omroepster: door de dood van onze koning is het avond programma gewijzigd en komt om 9 uur de film "The Keys of The Kingdom". Dank je lieve paps en weg was de caramel lucht.
En wij zijn eindelijk in het bezit van "The Keys of The Kingdom" naar het boek van Cronin en met Gregory Peck in een lieve echte mooie film. Een echt wonder.
Dinkie
Mijn moeder sprak altijd over haar lievelingsfilm, "The Keys of The Kingdom", uit 1934, mijn geboortejaar. Maar hij kwam maar nooit op tv, zwart-wit met Gregory Peck. Intussen waren mijn beide ouders 76 jaar en mijn moeder helaas stervende aan longkanker. Wij hadden het er allemaal heel erg moeilijk mee. Ik heb mijn vader toen laten zweren op zijn erewoord, dat hij na zijn overlijden ons zou laten merken, dat hij doorleefde, hoe dan ook. Wij zijn allemaal met reincarnatie opgevoed, mijn ouders ook. Mijn vader was daarin zeer sterk en heeft ons compleet met alles overtuigd, maar zodra zoiets voorkomt als afscheid moeten nemen van je moeder, ook al was onze band niet zo goed, ga je toch weer twijfelen. In de loop der jaren had ik veel begrip gekregen voor haar karma en wist ik ook dat ik deze moeder met haar karma met mijn aard goed aankon. Wij hadden samen veel meegemaakt en het is en blijft je moeder. Helaas stierven beiden in hetzelfde jaar, mijn moeder eerst en drie maanden later mijn vader, met dit verschil, dat ik mij de laatste maanden helemaal aan mijn vader kon wijden. Hij lag in Zierikzee, dus tweemaal per dag erheen, alles kon ik voor hem doen, uit dank voor alles wat hij voor ons gedaan had. Een ijzersterke lieve man, nooit heb ik hem boos gezien, nooit. En altijd filosoferend over alles, waarschuwend, helpend, een harde werker en een echte heer. Mijn wereld stortte na zijn dood compleet in. Maar een mens is toch veerkrachtiger dan hij soms denkt. Het heeft twee jaar geduurd en met de lieve steun van Willem kwam ik weer overeind. Op een prachtige dag, kijkend naar de tv, hoorde ik de omroepster zeggen dat s'-middags de film "The Keys of The Kingdom kwam. Ik moest s'-middags weg, dus nam ik hem met de videorecorder op, maar liet de tape er helaas inzitten en de volgende dag is Oprah eroverheen opgenomen. In tranen was ik, verpest was de hele film, niets meer aan te doen. Een jaar later kwam Willem de keuken in rennen, je vader is er, alles ruikt weer naar caramel, (Dat hadden wij ontdekt, al vaker was mijn vader er en als een echte Haginees kwam hij dan met de lucht van Haagsche hopjes caramel). Ik naar de kamer en ja het leek wel een caramelfabriek. Willem zei, dit is de tv kamer, zet aan dat ding en wij keken overal en bleven hangen bij belgie-1, want de omroepster zei dat koning Boudewijn was overleden. Willem, ik vind het een reuze lieve man, maar daarvoor is mijn vader toch niet hier? Wacht nu maar even, misschien komt er nog wat anders. Wij keken naar alles over Boudewijn. Toen zei ineens de omroepster: door de dood van onze koning is het avond programma gewijzigd en komt om 9 uur de film "The Keys of The Kingdom". Dank je lieve paps en weg was de caramel lucht.
En wij zijn eindelijk in het bezit van "The Keys of The Kingdom" naar het boek van Cronin en met Gregory Peck in een lieve echte mooie film. Een echt wonder.
Dinkie
Kamp Solo herhaling
Kamp Solo
Solo was een groot kamp, in twee gedeelten, een voormalig psychiatrisch ziekenhuis en het nieuwe gedeelte met heel veel barakken. In een van die barakken sliepen wij, mijn moeder, broer en ik, ongeveer in het midden van die barak. Iedereen had precies 45 centimeter, allemaal naast elkaar in een hele lange rij. Tegenover je de koffers met spullen. Voor de koffers een flink looppad en hetzelfde aan de overkant. Iedere ochtend was er appel. s'Avonds moest je allemaal om negen uur in de barak zijn, anders werd je opgepakt en kreeg je slaag. Soms kwam er in het kamp hoog bezoek, enge, strenge, met medailles behangen japanners, kijken of alles wel goed ging. Een ramp, alles moest schoon zijn en veel appels, waren ze dol op. Op het bed deden wij kaartspelletjes. Naast ons sliep Adriaan met zijn moeder, die inmiddels mijn moeders beste vriendin was geworden en de rest van haar leven ook is gebleven. Een keer moest ik zo vreselijk lachen, dat ik achterover klapte, met mijn hoofd op onze koffers. Bewusteloos, overgeven en een hersenschudding. Ik moest plat blijven liggen. Precies toen kwam er weer hoog bezoek, iedereen op appel. Doodstil lag ik daar, alleen in die grote barak, verstijfd van angst. De deur vloog open en drie jappen stapten naar binnen. Een ging aan mijn kant op de bedden lopen, met ontbloot samoerai zwaard en prikte overal in. Zijn glimmende laarzen zag ik steeds dichterbij komen. Doodstil bleef ik liggen, maar zorgde er wel voor dat hij mij kon zien. Stel je voor, anders stak hij mij nog dood met dat zwaard. Gespannen keek ik hem aan, steeds dichterbij, steeds dichterbij, ineens stond hij bij me, aan iedere kant van mij een laars. Met zijn glimmende zwaard in zijn hand begon hij tegen mij te schreeuwen.( deden ze altijd). Ik was zelfs te bang om te huilen. Hij gilde iets naar de andere jappen en begon om mij heen in alles te steken. Ook pakte hij mijn pop en trok de kop er af en keek er in. Ze zochten altijd naar verstopt geld of juwelen. Toen bukte hij zich nog eens over mij heen, ik rook zijn adem. Hij grijnsde, blafte mij iets toe in het japans en ging eindelijk zwaaiend met zijn zwaard weg. Dat ik het als negen- jarige niet in mijn broek heb gedaan was een wonder. Hoe ziek ik ook was, daarna ben ik nooit meer alleen in bed gebleven en volgens mij heb ik nog geboft ook. Dinkie
Solo was een groot kamp, in twee gedeelten, een voormalig psychiatrisch ziekenhuis en het nieuwe gedeelte met heel veel barakken. In een van die barakken sliepen wij, mijn moeder, broer en ik, ongeveer in het midden van die barak. Iedereen had precies 45 centimeter, allemaal naast elkaar in een hele lange rij. Tegenover je de koffers met spullen. Voor de koffers een flink looppad en hetzelfde aan de overkant. Iedere ochtend was er appel. s'Avonds moest je allemaal om negen uur in de barak zijn, anders werd je opgepakt en kreeg je slaag. Soms kwam er in het kamp hoog bezoek, enge, strenge, met medailles behangen japanners, kijken of alles wel goed ging. Een ramp, alles moest schoon zijn en veel appels, waren ze dol op. Op het bed deden wij kaartspelletjes. Naast ons sliep Adriaan met zijn moeder, die inmiddels mijn moeders beste vriendin was geworden en de rest van haar leven ook is gebleven. Een keer moest ik zo vreselijk lachen, dat ik achterover klapte, met mijn hoofd op onze koffers. Bewusteloos, overgeven en een hersenschudding. Ik moest plat blijven liggen. Precies toen kwam er weer hoog bezoek, iedereen op appel. Doodstil lag ik daar, alleen in die grote barak, verstijfd van angst. De deur vloog open en drie jappen stapten naar binnen. Een ging aan mijn kant op de bedden lopen, met ontbloot samoerai zwaard en prikte overal in. Zijn glimmende laarzen zag ik steeds dichterbij komen. Doodstil bleef ik liggen, maar zorgde er wel voor dat hij mij kon zien. Stel je voor, anders stak hij mij nog dood met dat zwaard. Gespannen keek ik hem aan, steeds dichterbij, steeds dichterbij, ineens stond hij bij me, aan iedere kant van mij een laars. Met zijn glimmende zwaard in zijn hand begon hij tegen mij te schreeuwen.( deden ze altijd). Ik was zelfs te bang om te huilen. Hij gilde iets naar de andere jappen en begon om mij heen in alles te steken. Ook pakte hij mijn pop en trok de kop er af en keek er in. Ze zochten altijd naar verstopt geld of juwelen. Toen bukte hij zich nog eens over mij heen, ik rook zijn adem. Hij grijnsde, blafte mij iets toe in het japans en ging eindelijk zwaaiend met zijn zwaard weg. Dat ik het als negen- jarige niet in mijn broek heb gedaan was een wonder. Hoe ziek ik ook was, daarna ben ik nooit meer alleen in bed gebleven en volgens mij heb ik nog geboft ook. Dinkie
Een klein wonder.
Nog een wonderlijke gebeurtenis
1963. Wij woonden in Moordrecht, de kinderen waren 7, 6 en 5 jaar. Wij hadden een gewoon lief nieuwbouw huisje in een kinderrijke buurt met een prima huisarts. Walter, de oudste, had nooit ergens last van, maar de twee meisjes waren ieder jaar weer heel veel ziek. Oorontstekingen, keelontstekingen en hoge koorts. Na overleg met de huisarts werd besloten:" de keelamandelen moesten eruit", in Gouda, in het ziekenhuis. Ze moesten er helaas een nachtje blijven, de eerste keer in hun leven, dat ze niet thuis sliepen, vreselijk ook voor mij. Om zes uur was ik op en aangekleed, om zeven uur naar het ziekenhuis, om negen uur had ik ze weer heerlijk thuis. De jongste, Elizabeth, witjes, maar gezond en vrolijk. Arlette, helaas nog erg ziek. Om vijf uur was ze gloeiend, 39,8 koorts. Ze huilde dat ze misselijk was. Ineens gaf ze over, zo vreselijk, alles zat onder het bloed en dikke bloedklonters. Hysterisch belde ik de huisarts, vertelde wat er gebeurd was. Deze was in een wip bij ons, begon te vloeken en zei:" een bloeding. Leg haar direct plat neer in bed, emmer ernaast". Het bloed liep met een heel klein straaltje uit haar mondje in de emmer. Wat er dan door je heen gaat is niet te beschrijven. Hij belde met het ziekenhuis, ging aan het onderhandelen met de chirurg. Hij was heel boos en voor ik het wist had hij ook een buurvrouw opgetrommeld, die verpleegster geweest was, want de chirurg zou komen. Arlette mocht niet meer vervoerd worden. Deze chirurg had geëist, dat er een verpleegster bij was. Doodstil lag mijn kleine lieveling daar met dat kleine dunne straaltje bloed uit haar mondje en zag ik haar steeds bleker worden. Nog nooit ben ik zo bang geweest. De chirurg kwam, ik ben bij haar hoofd blijven staan. Hij heeft het lieve stille witte Arletje haar mond laten openen en zonder dat ze een kik gaf de boel in haar keel dichtgebrand. De verpleegster was verdwenen, de huisarts stond naast de chirurg en hielp hem. Het bloeden stopte. Haar longen werden beluisterd, ze had bloed in haar longen gekregen, nog nooit heb ik een huisarts zo boos gezien. Ze kreeg een penicilline-injectie. Samen hebben wij haar in mijn bed gelegd, ben naast haar gaan liggen om te zien of ze niet weer ging bloeden. Ze mocht alleen af en toe een klein theelepeltje water, verder niets. Doodstil lag ze, uren. Toen, om elf uur s´avonds, ben ik naar beneden gehold, de deur uit, naar mijn linker buurvrouw (wij hadden elkaar twee jaar niet gesproken), belde aan, ze deed open: "jij bent toch naar Lourdes geweest"? "Ja" zei ze. "Heb je water mee genomen uit Lourdes"? "Ja Dinkie, dat heb ik". "Mag ik alsjeblieft een beetje"? "Natuurlijk", zei ze, rende terug, greep uit de ijskast een fles Lourdeswater, gaf mij een half bekertje. "Het allerbeste met Arletje". "Dank je wel" zei ik. Rende terug, ging zachtjes naast haar liggen en vroeg of ze sliep. "Nee mamma" zei ze. "Oke schatje, wil je weer wat water, niet praten, knik maar. Ze knikte. Ik gaf haar in stilte biddend heel veel lepeltjes Lourdeswater, daarna om de drie uur. s´Ochtends om 8 uur werd ze wakker. Tot mijn grote verbazing zag ze er heel goed uit, monter lachend vroeg ze:" mag ik eruit"?. Met stomheid geslagen bekeek ik haar helemaal, ja alles was oké koorts ook helemaal weg. Gehuild heb ik van blijdschap, ze was oké. Een beetje gewassen, schone kleertjes aan en in haar eigen bedje getild, heel voorzichtig. De huisarts kwam om negen uur en was zeer verbaasd haar zo monter aan te treffen. "Ga maar zitten, met je gezicht naar het raam doe je mond maar even open". Hij keek in haar keel. "Heel merkwaardig" zei hij, daarna temperaturen, de koorts was weg . Hij draaide zich om na haar beluisterd te hebben, keek mij aan en zei letterlijk:" Kind, hier is een wonder gebeurd. In haar keel is niets meer te zien, de koorts is weg en haar longen zijn ook stukken beter. Ze moet de kuur nog wel afmaken, maar het is gewoon niet te geloven, dit is werkelijk wonderbaarlijk". Hoofdschuddend liep hij weg. Mijn hart liep over van blijdschap. Ben direct naar de buurvrouw gegaan en heb het haar verteld en de rest van ons verblijf daar waren wij vrienden. Mijn grote dankbaarheid voor dit absolute wonder is altijd gebleven en Arlette zit nu op www. Yogadoen. nl.
1963. Wij woonden in Moordrecht, de kinderen waren 7, 6 en 5 jaar. Wij hadden een gewoon lief nieuwbouw huisje in een kinderrijke buurt met een prima huisarts. Walter, de oudste, had nooit ergens last van, maar de twee meisjes waren ieder jaar weer heel veel ziek. Oorontstekingen, keelontstekingen en hoge koorts. Na overleg met de huisarts werd besloten:" de keelamandelen moesten eruit", in Gouda, in het ziekenhuis. Ze moesten er helaas een nachtje blijven, de eerste keer in hun leven, dat ze niet thuis sliepen, vreselijk ook voor mij. Om zes uur was ik op en aangekleed, om zeven uur naar het ziekenhuis, om negen uur had ik ze weer heerlijk thuis. De jongste, Elizabeth, witjes, maar gezond en vrolijk. Arlette, helaas nog erg ziek. Om vijf uur was ze gloeiend, 39,8 koorts. Ze huilde dat ze misselijk was. Ineens gaf ze over, zo vreselijk, alles zat onder het bloed en dikke bloedklonters. Hysterisch belde ik de huisarts, vertelde wat er gebeurd was. Deze was in een wip bij ons, begon te vloeken en zei:" een bloeding. Leg haar direct plat neer in bed, emmer ernaast". Het bloed liep met een heel klein straaltje uit haar mondje in de emmer. Wat er dan door je heen gaat is niet te beschrijven. Hij belde met het ziekenhuis, ging aan het onderhandelen met de chirurg. Hij was heel boos en voor ik het wist had hij ook een buurvrouw opgetrommeld, die verpleegster geweest was, want de chirurg zou komen. Arlette mocht niet meer vervoerd worden. Deze chirurg had geëist, dat er een verpleegster bij was. Doodstil lag mijn kleine lieveling daar met dat kleine dunne straaltje bloed uit haar mondje en zag ik haar steeds bleker worden. Nog nooit ben ik zo bang geweest. De chirurg kwam, ik ben bij haar hoofd blijven staan. Hij heeft het lieve stille witte Arletje haar mond laten openen en zonder dat ze een kik gaf de boel in haar keel dichtgebrand. De verpleegster was verdwenen, de huisarts stond naast de chirurg en hielp hem. Het bloeden stopte. Haar longen werden beluisterd, ze had bloed in haar longen gekregen, nog nooit heb ik een huisarts zo boos gezien. Ze kreeg een penicilline-injectie. Samen hebben wij haar in mijn bed gelegd, ben naast haar gaan liggen om te zien of ze niet weer ging bloeden. Ze mocht alleen af en toe een klein theelepeltje water, verder niets. Doodstil lag ze, uren. Toen, om elf uur s´avonds, ben ik naar beneden gehold, de deur uit, naar mijn linker buurvrouw (wij hadden elkaar twee jaar niet gesproken), belde aan, ze deed open: "jij bent toch naar Lourdes geweest"? "Ja" zei ze. "Heb je water mee genomen uit Lourdes"? "Ja Dinkie, dat heb ik". "Mag ik alsjeblieft een beetje"? "Natuurlijk", zei ze, rende terug, greep uit de ijskast een fles Lourdeswater, gaf mij een half bekertje. "Het allerbeste met Arletje". "Dank je wel" zei ik. Rende terug, ging zachtjes naast haar liggen en vroeg of ze sliep. "Nee mamma" zei ze. "Oke schatje, wil je weer wat water, niet praten, knik maar. Ze knikte. Ik gaf haar in stilte biddend heel veel lepeltjes Lourdeswater, daarna om de drie uur. s´Ochtends om 8 uur werd ze wakker. Tot mijn grote verbazing zag ze er heel goed uit, monter lachend vroeg ze:" mag ik eruit"?. Met stomheid geslagen bekeek ik haar helemaal, ja alles was oké koorts ook helemaal weg. Gehuild heb ik van blijdschap, ze was oké. Een beetje gewassen, schone kleertjes aan en in haar eigen bedje getild, heel voorzichtig. De huisarts kwam om negen uur en was zeer verbaasd haar zo monter aan te treffen. "Ga maar zitten, met je gezicht naar het raam doe je mond maar even open". Hij keek in haar keel. "Heel merkwaardig" zei hij, daarna temperaturen, de koorts was weg . Hij draaide zich om na haar beluisterd te hebben, keek mij aan en zei letterlijk:" Kind, hier is een wonder gebeurd. In haar keel is niets meer te zien, de koorts is weg en haar longen zijn ook stukken beter. Ze moet de kuur nog wel afmaken, maar het is gewoon niet te geloven, dit is werkelijk wonderbaarlijk". Hoofdschuddend liep hij weg. Mijn hart liep over van blijdschap. Ben direct naar de buurvrouw gegaan en heb het haar verteld en de rest van ons verblijf daar waren wij vrienden. Mijn grote dankbaarheid voor dit absolute wonder is altijd gebleven en Arlette zit nu op www. Yogadoen. nl.
Een gevaarlijk project herhaling
Een gevaarlijk project
Wij kwamen aan in Lagos, Nigeria, met twee katten en een kind van 13 jaar. Het eerste wat in dit vreselijke land gebeurde, Willem werd bij de paspoortcontrole gearresteerd.
Zijn inentingspapieren deugden niet. Iemand van HBG zou ons ophalen en helpen met alles, maar die was er dus niet. Toen pakten ze een van mijn katten af, de inentingen waren ook niet goed. Mijn keel zat dicht van de zenuwen, het zweet gutste van mij af. Voor Andy hield ik mij groot, komt allemaal dik voor elkaar . Inmiddels was de aankomsthal al bijna helemaal leeg en wij stonden daar maar, Willem omringt door politiemannen, ik met kind en een kat zittend op de bagage. Wat als de man van HBG helemaal niet kwam. Ik hoorde mijn andere kat in de verte klagelijk miauwen, ze waren dorstig. De temperatuur steeg, de Nigerianen stonden naar ons te grijnzen. Eindelijk de man van HBG ."sorry,sorry, go slows(files)". Na een half uur praten, praten en betalen was alles geregeld,helemaal blij wij naar het busje met beide katten. Wij woonden op een compound helemaal ommuurd, tegenover ons huis, het huis van een ITT man, Italiaans bedrijf en voor zijn huis 12 mannen, die in de garage bivakkeerden. Ondanks de muur om al onze huizen , ondanks de wachter in het huisje bij de poort, vond deze man het nodig 12 man bewaking uit Niger voor zijn huis te hebben. Beloofde niet veel goeds. Er stonden ook bomen en gras tussen de huizen. In een van deze bomen hing een gevilde aap, mijn maag draaide om. Wat ik deze mannen uit Niger allemaal heb zien doen is ongelooflijk, ze eten alles. In het begin vond ik deze Arabisch uitziende mannen maar dood eng met hun zwarte capen, Indigo blauwe tulbanden en lange kromme, zwaarden zeer indrukwekkend. Het was daar de hele dag een komen en gaan van deze figuren. Wij hadden als dag en nachtwacht een Hausapappa, een oude moslimman, ook arabisch. Ik schatte hem 60 jaar. Uit ervaring van mijn vorige verblijf , 7 jaar hiervoor, weet ik dat zij heel betrouwbaar zijn en hij was al direct op heel goede voet met de andere 12 aan de overkant. Ieder dag kreeg hij twee maal per dag een volledige maaltijd van ons. Op een dag kwam hij bij mij met zijn hand, die heel erg ontstoken en opgezwollen was. Ik begreep dat hij er iets voor wilde hebben. Ik gaf hem een penecilinekuur, die ik altijd in huis had. Je kunt ze daar op de markt zo vrij kopen. Na 7 dagen was de hand helemaal beter, hij blij. Op een nacht, we waren de hele dag weg geweest naar de site, waar het eigenlijke werk plaats vond, het afronden van een airportproject Port Harcourt, werd er heel hard op de deur gebonkt. Wij schrokken wakker, maar het gebonk bleef. "Er is iemand aan de deur"zei ik. Wij liepen via het grote hek onderaan de trap, dat wij eerst open moesten maken, naar de getraliede voordeur en zagen onze Hausapappa er voor staan gebaren, dat hij open moest. "Oke, oke" zei Willem en deed voorzichtig de deur open. Hij gebaarde ons dat wij met hem mee naar de overkant moesten. Wij begrepen hem niet, er stond ook een man van de overkant bij hem, wij moesten mee. "Kleed je goed dik aan" zei Willem. "Het zijn moslims". Eigenlijk wilden wij helemaal niet gaan, uiteindelijk dus toch en daar aan de overkant, in het pikkedonker, lag zo'n man op de grond te kreunen van de pijn. Er werd naar mij gewezen dat ik er iets aan moest doen. "Mijn hemel" zei Willem. "Ze willen dat je hem behandelt en als hij sterft hebben wij het gedaan". "Maar je kunt ook niet weigeren, dat lijkt me ook niet zo handig met al die mannen om ons heen". "Wat nu" zei ik. "Wat zullen wij doen !!!! "Je mag hem als vrouw ook niet aanraken". "Hoe weet ik dan wat hij mankeert ??". "Ja lieve kind, dat weet ik ook niet !! Wat zal ik nu doen". "Het veiligste lijkt mij dat je hem een wormkuur geeft, dat doen ze op de site ook altijd, het werkt perfect, het kan ook geen kwaad en dan kun je later overdag altijd nog zeggen dat hij naar een echte dokter moet". "Oke Willem, dat lijkt mij een prima idee. "Haal jij de wormkuur". Daar stond ik dan, in donker Afrika, alleen met twaalf mannen met zwaarden. De wormkuur werd gegeven met veel water, wij vlug terug en alles afgesloten, wachtend op wat er nu zou gebeuren. Wat schetst onze verbazing toen wij de volgende dag heel voorzichtig naar buiten keken, 12 zwaaiende mannen met blijde gezichten. Hij was genezen. "Zo" zei Willem, "Hadden ze op de site toch gelijk, het gros heeft wormen". Wij hebben ze regelmatig bevroren kippen, hoofdkussens en nog veel meer gegeven en ons altijd erg veilig gevoeld. Ze waren buitengewoon aardig en zorgzaam voor ons. Het vervolg van dit verhaal gaat over bellen met Holland via radio Scheveningen op een baggerschip in de rivier de Warrie in Port Harcourt,Nigeria. Dinkie
Wij kwamen aan in Lagos, Nigeria, met twee katten en een kind van 13 jaar. Het eerste wat in dit vreselijke land gebeurde, Willem werd bij de paspoortcontrole gearresteerd.
Zijn inentingspapieren deugden niet. Iemand van HBG zou ons ophalen en helpen met alles, maar die was er dus niet. Toen pakten ze een van mijn katten af, de inentingen waren ook niet goed. Mijn keel zat dicht van de zenuwen, het zweet gutste van mij af. Voor Andy hield ik mij groot, komt allemaal dik voor elkaar . Inmiddels was de aankomsthal al bijna helemaal leeg en wij stonden daar maar, Willem omringt door politiemannen, ik met kind en een kat zittend op de bagage. Wat als de man van HBG helemaal niet kwam. Ik hoorde mijn andere kat in de verte klagelijk miauwen, ze waren dorstig. De temperatuur steeg, de Nigerianen stonden naar ons te grijnzen. Eindelijk de man van HBG ."sorry,sorry, go slows(files)". Na een half uur praten, praten en betalen was alles geregeld,helemaal blij wij naar het busje met beide katten. Wij woonden op een compound helemaal ommuurd, tegenover ons huis, het huis van een ITT man, Italiaans bedrijf en voor zijn huis 12 mannen, die in de garage bivakkeerden. Ondanks de muur om al onze huizen , ondanks de wachter in het huisje bij de poort, vond deze man het nodig 12 man bewaking uit Niger voor zijn huis te hebben. Beloofde niet veel goeds. Er stonden ook bomen en gras tussen de huizen. In een van deze bomen hing een gevilde aap, mijn maag draaide om. Wat ik deze mannen uit Niger allemaal heb zien doen is ongelooflijk, ze eten alles. In het begin vond ik deze Arabisch uitziende mannen maar dood eng met hun zwarte capen, Indigo blauwe tulbanden en lange kromme, zwaarden zeer indrukwekkend. Het was daar de hele dag een komen en gaan van deze figuren. Wij hadden als dag en nachtwacht een Hausapappa, een oude moslimman, ook arabisch. Ik schatte hem 60 jaar. Uit ervaring van mijn vorige verblijf , 7 jaar hiervoor, weet ik dat zij heel betrouwbaar zijn en hij was al direct op heel goede voet met de andere 12 aan de overkant. Ieder dag kreeg hij twee maal per dag een volledige maaltijd van ons. Op een dag kwam hij bij mij met zijn hand, die heel erg ontstoken en opgezwollen was. Ik begreep dat hij er iets voor wilde hebben. Ik gaf hem een penecilinekuur, die ik altijd in huis had. Je kunt ze daar op de markt zo vrij kopen. Na 7 dagen was de hand helemaal beter, hij blij. Op een nacht, we waren de hele dag weg geweest naar de site, waar het eigenlijke werk plaats vond, het afronden van een airportproject Port Harcourt, werd er heel hard op de deur gebonkt. Wij schrokken wakker, maar het gebonk bleef. "Er is iemand aan de deur"zei ik. Wij liepen via het grote hek onderaan de trap, dat wij eerst open moesten maken, naar de getraliede voordeur en zagen onze Hausapappa er voor staan gebaren, dat hij open moest. "Oke, oke" zei Willem en deed voorzichtig de deur open. Hij gebaarde ons dat wij met hem mee naar de overkant moesten. Wij begrepen hem niet, er stond ook een man van de overkant bij hem, wij moesten mee. "Kleed je goed dik aan" zei Willem. "Het zijn moslims". Eigenlijk wilden wij helemaal niet gaan, uiteindelijk dus toch en daar aan de overkant, in het pikkedonker, lag zo'n man op de grond te kreunen van de pijn. Er werd naar mij gewezen dat ik er iets aan moest doen. "Mijn hemel" zei Willem. "Ze willen dat je hem behandelt en als hij sterft hebben wij het gedaan". "Maar je kunt ook niet weigeren, dat lijkt me ook niet zo handig met al die mannen om ons heen". "Wat nu" zei ik. "Wat zullen wij doen !!!! "Je mag hem als vrouw ook niet aanraken". "Hoe weet ik dan wat hij mankeert ??". "Ja lieve kind, dat weet ik ook niet !! Wat zal ik nu doen". "Het veiligste lijkt mij dat je hem een wormkuur geeft, dat doen ze op de site ook altijd, het werkt perfect, het kan ook geen kwaad en dan kun je later overdag altijd nog zeggen dat hij naar een echte dokter moet". "Oke Willem, dat lijkt mij een prima idee. "Haal jij de wormkuur". Daar stond ik dan, in donker Afrika, alleen met twaalf mannen met zwaarden. De wormkuur werd gegeven met veel water, wij vlug terug en alles afgesloten, wachtend op wat er nu zou gebeuren. Wat schetst onze verbazing toen wij de volgende dag heel voorzichtig naar buiten keken, 12 zwaaiende mannen met blijde gezichten. Hij was genezen. "Zo" zei Willem, "Hadden ze op de site toch gelijk, het gros heeft wormen". Wij hebben ze regelmatig bevroren kippen, hoofdkussens en nog veel meer gegeven en ons altijd erg veilig gevoeld. Ze waren buitengewoon aardig en zorgzaam voor ons. Het vervolg van dit verhaal gaat over bellen met Holland via radio Scheveningen op een baggerschip in de rivier de Warrie in Port Harcourt,Nigeria. Dinkie
Een hele mooie gebeurtenis herhaling.
Vervolg op over mijn ouders.
Donker en somber, was ook in de morgen, de naaste toekomst voor haar gerezen, zonder ouders. Het diep blauw van de najaarshemel, dat zij door het venster zag, scheen met haar te spotten. Langzaam kleedde zij zich aan en ging naar haar eerste sessie met de hypnotherapeute in het volgende dorp. Bedroefd reed ze ernaar toe, met een plantje bij zich. Marianne, een klein smal vrouwtje, deed open. Na een gezellig gesprek met een kopje thee werd ze gesommeerd om op de lange ligstoel te gaan liggen met kussen en deken over haar heen. In de stille schemerige ruimte sprak Marianne haar zo zacht toe, dat zij zich geheel ontspannen voelde. Alles werd rustig tot zij bijna in slaap viel: "Nu moet je proberen naar een eigen plek te gaan. Zie een bos of een strand, zie je al wat"? "Nee". "Ga naar binnen in je hoofd, zoek je eigen plek." Alles bleef donker, steeds dieper zakte ik weg, steeds verder naar binnen. De zachte stem ging door in cadans. Ineens een felle flits licht, felle zon, helderblauwe lucht. Een meisje liep in een bomenlaantje. Dat meisje kende ik, dat was ik. Verbaasd en geschrokken van de felheid van het licht en de herkenning was het ineens verdwenen. En zo volgde er nog drie sessie's met flitsen uit een herkenbaar verleden, zeer fascinerend. Bij het vierde bezoek dook ik heel graag naar binnen in mijn hoofd en alsof er een deur open ging was daar ineens mijn eigen plek, een zeer verwaarloosde terrastuin, glashelder. Van hoog naar laag liep deze wilde tuin. Ik zat boven op twee verweerde grafstenen, waarvan de letters door het mos en ouderdom niet meer te lezen waren. Verder gras. Een terras lager weer gras met wat wilde bloemen en planten. Dan nog een terras lager weer alleen hoog gras en wilde bloemen met daarnaast een klein bosje met dunne hoge dennen en verder allemaal weilanden met een strakke blauwe lucht erboven. Bij het dennenbosje was een groot stuk weiland, omheind met een hoog wit hek en daarin liep een zwart paard rond. Dit was dus mijn plek, hoe bijzonder en waarom een zwart paard. Toch voelde ik mij er helemaal thuis. Marianne schreef alles op, vertelde dat je op je eigen plek iedereen kon ontmoeten, wie je maar wilde:" Kan ik er mijn ouders terug zien," vroeg ik. "Het zou moeten kunnen" zei ze, als zij het ook willen. Wij gaan het volgende keer proberen.Ik kon niet wachten zo verlangde ik er naar. Eindelijk was het zover. Het ging heel snel naar de tuin, de eigen plek, weer genoot ik van het uitzicht en het wilde mooie zwarte paard. In gedachten vroeg ik mijn ouders te komen en wat schetste mijn verbazing, daar kwam mijn vader, zo duidelijk, zo levensecht, zo lief lachend, dat ik vreselijk begon te huilen. Toen kwam ook mijn moeder, maar die was heel jong gekomen. Huilend zei ik:" Mam, wat heb je een witte tanden en ben je mooi. "Ja he", zei ze en ik maar huilen: "Als je zo blijft huilen verpest je alles." Typical mijn moeder. Mijn vader zei: "Dag kind, wees niet zo bedroefd, geniet ervan dat wij even bij je zijn". "Is dit nu jouw tuin", zei mijn moeder. "Dit lijkt meer op een wildernis en wat doen die twee grafzerken daar. Ik begrijp niet dat dit je liefste plek is, heel vreemd. En wat moet jij met een zwart paard." "Kijk Gwen, een bloem" zei mijn vader. "Henk, dat is geen bloem, dat is onkruid." Dit gesprek kabbelde zo door, zo typisch mijn ouders dat ik bleef lachen en huilen door elkaar. Mijn vader richtte zich weer naar mij en zei: " kind je moet nu gaan genieten van het leven, leef, maak je geen zorgen, pieker niet zoveel, geniet. Wij zien elkaar weer gauw, maak er heerlijke jaren van. "Houd nu eens op met dat gejank" zei mijn moeder. Ik moest toen zo vreselijk lachen om die opmerking, echt a la haar, dat ze langzaam verdwenen. Ik riep "blijf alsjeblieft, blijf." Marianne zei:" Dinkie, laat ze gaan, je hebt ze gezien, laat ze gaan meisje kom langzaam weer terug. Gaat het weer een beetje", vroeg ze toen heel lief. Na een heerlijk bakje thee en nog een lang en heerlijk gesprek over alles ging ik stik gelukkig naar huis en beloofde mezelf om de raad van mijn vader op te volgen en te leven. Na nog vijf geweldige sessie's bij Marianne naar diverse vorige levens zoals Engeland, Amerika en Marokko, met heel veel mensen en goede en nare situaties, heb ik ook nog mijn helper ontmoet in de tuin. Een meer optimistischer en vrolijker mens kun je je niet indenken, daar kan ik nog veel van leren. Dit alles was een van de fijnste dingen die ik heb meegemaakt in mijn leven en ik denk er nog steeds met heel veel blijdschap aan. Bedankt ,lieve Marianne voor je geduld. Dinkie
Donker en somber, was ook in de morgen, de naaste toekomst voor haar gerezen, zonder ouders. Het diep blauw van de najaarshemel, dat zij door het venster zag, scheen met haar te spotten. Langzaam kleedde zij zich aan en ging naar haar eerste sessie met de hypnotherapeute in het volgende dorp. Bedroefd reed ze ernaar toe, met een plantje bij zich. Marianne, een klein smal vrouwtje, deed open. Na een gezellig gesprek met een kopje thee werd ze gesommeerd om op de lange ligstoel te gaan liggen met kussen en deken over haar heen. In de stille schemerige ruimte sprak Marianne haar zo zacht toe, dat zij zich geheel ontspannen voelde. Alles werd rustig tot zij bijna in slaap viel: "Nu moet je proberen naar een eigen plek te gaan. Zie een bos of een strand, zie je al wat"? "Nee". "Ga naar binnen in je hoofd, zoek je eigen plek." Alles bleef donker, steeds dieper zakte ik weg, steeds verder naar binnen. De zachte stem ging door in cadans. Ineens een felle flits licht, felle zon, helderblauwe lucht. Een meisje liep in een bomenlaantje. Dat meisje kende ik, dat was ik. Verbaasd en geschrokken van de felheid van het licht en de herkenning was het ineens verdwenen. En zo volgde er nog drie sessie's met flitsen uit een herkenbaar verleden, zeer fascinerend. Bij het vierde bezoek dook ik heel graag naar binnen in mijn hoofd en alsof er een deur open ging was daar ineens mijn eigen plek, een zeer verwaarloosde terrastuin, glashelder. Van hoog naar laag liep deze wilde tuin. Ik zat boven op twee verweerde grafstenen, waarvan de letters door het mos en ouderdom niet meer te lezen waren. Verder gras. Een terras lager weer gras met wat wilde bloemen en planten. Dan nog een terras lager weer alleen hoog gras en wilde bloemen met daarnaast een klein bosje met dunne hoge dennen en verder allemaal weilanden met een strakke blauwe lucht erboven. Bij het dennenbosje was een groot stuk weiland, omheind met een hoog wit hek en daarin liep een zwart paard rond. Dit was dus mijn plek, hoe bijzonder en waarom een zwart paard. Toch voelde ik mij er helemaal thuis. Marianne schreef alles op, vertelde dat je op je eigen plek iedereen kon ontmoeten, wie je maar wilde:" Kan ik er mijn ouders terug zien," vroeg ik. "Het zou moeten kunnen" zei ze, als zij het ook willen. Wij gaan het volgende keer proberen.Ik kon niet wachten zo verlangde ik er naar. Eindelijk was het zover. Het ging heel snel naar de tuin, de eigen plek, weer genoot ik van het uitzicht en het wilde mooie zwarte paard. In gedachten vroeg ik mijn ouders te komen en wat schetste mijn verbazing, daar kwam mijn vader, zo duidelijk, zo levensecht, zo lief lachend, dat ik vreselijk begon te huilen. Toen kwam ook mijn moeder, maar die was heel jong gekomen. Huilend zei ik:" Mam, wat heb je een witte tanden en ben je mooi. "Ja he", zei ze en ik maar huilen: "Als je zo blijft huilen verpest je alles." Typical mijn moeder. Mijn vader zei: "Dag kind, wees niet zo bedroefd, geniet ervan dat wij even bij je zijn". "Is dit nu jouw tuin", zei mijn moeder. "Dit lijkt meer op een wildernis en wat doen die twee grafzerken daar. Ik begrijp niet dat dit je liefste plek is, heel vreemd. En wat moet jij met een zwart paard." "Kijk Gwen, een bloem" zei mijn vader. "Henk, dat is geen bloem, dat is onkruid." Dit gesprek kabbelde zo door, zo typisch mijn ouders dat ik bleef lachen en huilen door elkaar. Mijn vader richtte zich weer naar mij en zei: " kind je moet nu gaan genieten van het leven, leef, maak je geen zorgen, pieker niet zoveel, geniet. Wij zien elkaar weer gauw, maak er heerlijke jaren van. "Houd nu eens op met dat gejank" zei mijn moeder. Ik moest toen zo vreselijk lachen om die opmerking, echt a la haar, dat ze langzaam verdwenen. Ik riep "blijf alsjeblieft, blijf." Marianne zei:" Dinkie, laat ze gaan, je hebt ze gezien, laat ze gaan meisje kom langzaam weer terug. Gaat het weer een beetje", vroeg ze toen heel lief. Na een heerlijk bakje thee en nog een lang en heerlijk gesprek over alles ging ik stik gelukkig naar huis en beloofde mezelf om de raad van mijn vader op te volgen en te leven. Na nog vijf geweldige sessie's bij Marianne naar diverse vorige levens zoals Engeland, Amerika en Marokko, met heel veel mensen en goede en nare situaties, heb ik ook nog mijn helper ontmoet in de tuin. Een meer optimistischer en vrolijker mens kun je je niet indenken, daar kan ik nog veel van leren. Dit alles was een van de fijnste dingen die ik heb meegemaakt in mijn leven en ik denk er nog steeds met heel veel blijdschap aan. Bedankt ,lieve Marianne voor je geduld. Dinkie
mijn lieve vriendin Map herhaling
Het tweede bijzondere verhaal .
Jubail, een kamp in de woestijn in Saoedi-Arabie. Een hele grote kattenbak van zand met daarin een paar honderd prefab huisjes in de middel off nowhere, vlak bij de kust van de Perzische golf. Drie bedrijven waren er vertegenwoordigd, Volker(Holland), Hochtief (Duitsland) en CCC(Libenees bedrijf) ,V.H.C. Wij zaten er voor Volker. In dat kamp had ik al gauw een Hollandse vriendin, Map, ze stak met kop en schouder boven de rest uit, Hollands nuchter, hart op de tong, goudeerlijk en onder het rauwe, erg lief. Wij zagen elkaar regelmatig bij het zwembad of bij haar huisje. Zij had drie kinderen, die samen met mijn jongste zoon naar de Nederlandse school gingen. De rest van mijn dagen bracht ik door met de Libanese , Egyptische en Palestijnse vrouwen , bij wie ik mij buitengewoon thuis voelde en trok ik heel veel op met kleine May, een drie maanden oude baby van mijn Palestijnse achterbuurvrouw Leila. Later, in Holland, werd mijn vriendschap met Map voortgezet, met vooral vele telefoontjes en eenmaal per twee maanden uit eten met zijn vieren, stik gezellig. Haar man, een groot liefhebber van grote Amerikaanse klasse auto's reed ons dan rond of in Vlaardingen of in Zeeland, zeer luxe en gezellig. Peter, haar man, werkt op een olieplatform in de Kaspische zee, een maand op en een maand thuis. Als hij weg was belden wij gezellig veel over wederzijdse kinderen, dieren, huizen en boeken. Toen ineens besloot zij haar tanden te laten trekken en een prachtig nieuw gebit te nemen boven en beneden, ze zou alles in een keer laten trekken, typisch Map. Ook wilde ze haar oogleden laten optrekken . Ik vond het wel erg heftig. Maar resoluut als ze was gebeurde het, tanden eerst, zes weken en langer pijn, ontstekingen, penicilline, pap eten, zacht voedsel en nog steeds veel pijn. Tot overmaat van ramp had de plastisch chirurg een kankerplekje bij haar oog ontdekt, niet kwaadaardig, maar het moest eerst weg alvorens zij geopereerd kon worden. Ook had zij zich nog vreselijk kwaad gemaakt over een buurman van haar dochter, woest was ze op hem. Ineens belde ze en zei :" Dinkie, ik ga heel gauw dood, ik zie mijn kinderen en kleinkinderen niet opgroeien." Ik schrok: " Map, hoe kom je daar nu bij, alleen door dat huid plekje, dat is niets, dat is zo weg, voor je tanden krijg je penicilline, dus er is niets aan de hand." Ze bleef over dood gaan praten en over afscheid nemen, ik schrok heel erg, dit was Map niet. Zij vertelde ook dat haar kleindochter de naam van een poes van hun had genoemd, die
achttien jaar was geworden en sinds enkele jaren dood was ." Hoe kan dat nu Dinkie, jij gelooft toch in reïncarnatie, vertel er eens wat over." Dat ik ervan overtuigd was, dat kwam door een gebeurtenis uit mijn jeugd. Ik ben toen twee uur uit mijn lichaam geweest, heb mijn ouders gevolgd, die naar de bioscoop gingen. Helaas. de film
was uitverkocht. Toen gingen zij naar een heel gezellig restaurant, koffie met gebak en rond half negen naar een andere bioscoop waar ze wel kaartjes konden krijgen en daar naar binnen gingen, waarna ik terugging en mij zelf zag liggen in bed en op het moment, dat ik me dat bewust werd was ik weg. De volgende ochtend ging ik naar mijn ouders en vertelde alles over wat zij gedaan hadden tot zelfs wat de ober deed hoe de tafelkleedjes er uit hadden gezien, dat er live muziek was, alles in geur en kleur. Mijn vader vertelde dat ik een out of body expirience had gehad en dat ik dat nooit meer mocht doen, want dat dat heel gevaarlijk was . De oppas van die avond had ons allebei ( mijn broer en mij )nog lief zien liggen, heerlijk slapend. Map bleef er maar over vragen, alles moest ze erover weten. Ik heb haar toen gezegd een boekje te kopen om mee te beginnen ,"Vroeger toen ik groot was ." Het gaat over kinderen en reïncarnatie, ze vond het geweldig en zo hebben wij nog uren over dit onderwerp gepraat:" Als dat echt zo is Dinkie, dan is het dood gaan niet zo erg, want je gaat dus niet dood, je geest leeft voort of je ziel." En zo bleef Map maar praten over het afscheid nemen van alles en iedereen . Op een vrijdagmiddag belde ze weer:" Dinkie, ik ben zo bang, ik moet met je praten, heb je even tijd." Helaas had ik dat niet, want mijn kleindochter was hier en daar moest ik op passen . Toen gebeurde het meest wonderlijke wat ik heb meegemaakt . Ze zei:" Heel jammer, maar denk eraan, ik hou van je, zal je dat nooit vergeten." Ik zei:" Ik hou ook van jou en bel je morgen direct op." "Dat kan niet, want dan ga ik met mijn dochter boodschappen doen." "Oke, dan bel ik je Zondag." "Dat is goed, veel liefs, tot Zondag. " Dit was zo echt niet Map. Peinzend over dit ging de vrijdag voorbij en ook de zaterdag. Toen kwam de zondag en zou ik haar bellen. Wij lagen nog in bed, het was half tien toen de telefoon ging, het was haar zoon:" Ja, ik bel je even om te zeggen, dat mijn moeder is overleden op zaterdagmorgen. "O God." Wat schrokken wij, totaal kapot waren wij , niemand wist waar aan. Haar dochter had haar zo gevonden. Dagen heb ik verdriet gehad en mij zelf verweten, waarom ik haar niet op vrijdagavond had gebeld. Het heeft heel lang geduurd voor ik dit kon bevatten en van nu af aan vertel ik veel vaker aan mensen waar ik van hou, dat ik van ze hou, want dat ene zinnetje van haar heeft mij er door geholpen, dat was een geschenk. Map is tweeënvijftig jaar geworden. Dinkie
Geplaatst door Dinkie op 04:49 0 reacties
Jubail, een kamp in de woestijn in Saoedi-Arabie. Een hele grote kattenbak van zand met daarin een paar honderd prefab huisjes in de middel off nowhere, vlak bij de kust van de Perzische golf. Drie bedrijven waren er vertegenwoordigd, Volker(Holland), Hochtief (Duitsland) en CCC(Libenees bedrijf) ,V.H.C. Wij zaten er voor Volker. In dat kamp had ik al gauw een Hollandse vriendin, Map, ze stak met kop en schouder boven de rest uit, Hollands nuchter, hart op de tong, goudeerlijk en onder het rauwe, erg lief. Wij zagen elkaar regelmatig bij het zwembad of bij haar huisje. Zij had drie kinderen, die samen met mijn jongste zoon naar de Nederlandse school gingen. De rest van mijn dagen bracht ik door met de Libanese , Egyptische en Palestijnse vrouwen , bij wie ik mij buitengewoon thuis voelde en trok ik heel veel op met kleine May, een drie maanden oude baby van mijn Palestijnse achterbuurvrouw Leila. Later, in Holland, werd mijn vriendschap met Map voortgezet, met vooral vele telefoontjes en eenmaal per twee maanden uit eten met zijn vieren, stik gezellig. Haar man, een groot liefhebber van grote Amerikaanse klasse auto's reed ons dan rond of in Vlaardingen of in Zeeland, zeer luxe en gezellig. Peter, haar man, werkt op een olieplatform in de Kaspische zee, een maand op en een maand thuis. Als hij weg was belden wij gezellig veel over wederzijdse kinderen, dieren, huizen en boeken. Toen ineens besloot zij haar tanden te laten trekken en een prachtig nieuw gebit te nemen boven en beneden, ze zou alles in een keer laten trekken, typisch Map. Ook wilde ze haar oogleden laten optrekken . Ik vond het wel erg heftig. Maar resoluut als ze was gebeurde het, tanden eerst, zes weken en langer pijn, ontstekingen, penicilline, pap eten, zacht voedsel en nog steeds veel pijn. Tot overmaat van ramp had de plastisch chirurg een kankerplekje bij haar oog ontdekt, niet kwaadaardig, maar het moest eerst weg alvorens zij geopereerd kon worden. Ook had zij zich nog vreselijk kwaad gemaakt over een buurman van haar dochter, woest was ze op hem. Ineens belde ze en zei :" Dinkie, ik ga heel gauw dood, ik zie mijn kinderen en kleinkinderen niet opgroeien." Ik schrok: " Map, hoe kom je daar nu bij, alleen door dat huid plekje, dat is niets, dat is zo weg, voor je tanden krijg je penicilline, dus er is niets aan de hand." Ze bleef over dood gaan praten en over afscheid nemen, ik schrok heel erg, dit was Map niet. Zij vertelde ook dat haar kleindochter de naam van een poes van hun had genoemd, die
achttien jaar was geworden en sinds enkele jaren dood was ." Hoe kan dat nu Dinkie, jij gelooft toch in reïncarnatie, vertel er eens wat over." Dat ik ervan overtuigd was, dat kwam door een gebeurtenis uit mijn jeugd. Ik ben toen twee uur uit mijn lichaam geweest, heb mijn ouders gevolgd, die naar de bioscoop gingen. Helaas. de film
was uitverkocht. Toen gingen zij naar een heel gezellig restaurant, koffie met gebak en rond half negen naar een andere bioscoop waar ze wel kaartjes konden krijgen en daar naar binnen gingen, waarna ik terugging en mij zelf zag liggen in bed en op het moment, dat ik me dat bewust werd was ik weg. De volgende ochtend ging ik naar mijn ouders en vertelde alles over wat zij gedaan hadden tot zelfs wat de ober deed hoe de tafelkleedjes er uit hadden gezien, dat er live muziek was, alles in geur en kleur. Mijn vader vertelde dat ik een out of body expirience had gehad en dat ik dat nooit meer mocht doen, want dat dat heel gevaarlijk was . De oppas van die avond had ons allebei ( mijn broer en mij )nog lief zien liggen, heerlijk slapend. Map bleef er maar over vragen, alles moest ze erover weten. Ik heb haar toen gezegd een boekje te kopen om mee te beginnen ,"Vroeger toen ik groot was ." Het gaat over kinderen en reïncarnatie, ze vond het geweldig en zo hebben wij nog uren over dit onderwerp gepraat:" Als dat echt zo is Dinkie, dan is het dood gaan niet zo erg, want je gaat dus niet dood, je geest leeft voort of je ziel." En zo bleef Map maar praten over het afscheid nemen van alles en iedereen . Op een vrijdagmiddag belde ze weer:" Dinkie, ik ben zo bang, ik moet met je praten, heb je even tijd." Helaas had ik dat niet, want mijn kleindochter was hier en daar moest ik op passen . Toen gebeurde het meest wonderlijke wat ik heb meegemaakt . Ze zei:" Heel jammer, maar denk eraan, ik hou van je, zal je dat nooit vergeten." Ik zei:" Ik hou ook van jou en bel je morgen direct op." "Dat kan niet, want dan ga ik met mijn dochter boodschappen doen." "Oke, dan bel ik je Zondag." "Dat is goed, veel liefs, tot Zondag. " Dit was zo echt niet Map. Peinzend over dit ging de vrijdag voorbij en ook de zaterdag. Toen kwam de zondag en zou ik haar bellen. Wij lagen nog in bed, het was half tien toen de telefoon ging, het was haar zoon:" Ja, ik bel je even om te zeggen, dat mijn moeder is overleden op zaterdagmorgen. "O God." Wat schrokken wij, totaal kapot waren wij , niemand wist waar aan. Haar dochter had haar zo gevonden. Dagen heb ik verdriet gehad en mij zelf verweten, waarom ik haar niet op vrijdagavond had gebeld. Het heeft heel lang geduurd voor ik dit kon bevatten en van nu af aan vertel ik veel vaker aan mensen waar ik van hou, dat ik van ze hou, want dat ene zinnetje van haar heeft mij er door geholpen, dat was een geschenk. Map is tweeënvijftig jaar geworden. Dinkie
Geplaatst door Dinkie op 04:49 0 reacties
wonderen bestaan herhaling
Het tweede wonder
Samen zijn wij opnieuw gestart in 1977, beiden gescheiden, failliet en toch met veel plezier huisje in zeeland . Moest opgeknapt worden. Volgens familie een onbewoonbare woning, maar ja, met onze resterende centjes kon dat niet anders. Gelukkig hadden wij wel een grote schuur en een flink lapje grond, daar is wat op gewerkt. Eigen groente, eigen mesthanen, fruitbomen, veel bessenstruiken zoals klapbessen, rode bessen enz . Maar na Tjernobyll kwam daar de klad in. Na 4 jaar buitenlandse projecten, hadden wij weer een spaarpotje waarmee flink verbouwd en uitgebreid is. Toen kwam de baan in Zeeland, zeker geen vetpot en een eigen autootje. Het hele huis werd verwarmd door gevelkachels en twee prachtige allesbranders, maar die gebruikten erg veel hout, heel erg veel. Onze alleraardigste lieve buurman heeft er steeds voor gezorgd, dat er ergens wel weer een boom of takken of hout voor ons klaar lagen. Met eigen aanhanger erheen en Willem weer zagen, takken op de aanhanger, thuis eraf en dan nog klein maken en klieven en dan in het houthok en dat jaar in jaar uit. Voor twee grote houtkachels een enorm gesjouw. Op den duur toen hij wat ouder werd, vond ik het heel erg dat zware gesjouw. Centrale verwarming, dat was de oplossing, maar dat kostte voor ons huisje 12000 gulden en dat was dan nog zwart. Ieder mens heeft zo zijn eigen idee over het hiernamaals en hoe wij hier zijn ontstaan, ik dus ook. Alleen wijken die enigzins af van de meeste en vroeg ik mijn hulplijnen dagelijks: help ons. Dit deed ik iedere dag op een rustig moment b.v als ik in de auto door het prachtige landschap reed. Ik smeekte ze als het ware: het is niet voor feesten, niet voor vakantie, niet voor plezier, maar voor onze heerlijke warmte in de winter. Iedere dag ging ik in gedachten in discussie en legde het hoe en waarom uit tot op een gegeven dag na zo'n 2 maanden ik s'avonds de post open maakte, ook bankafschriften en wat stond daar tot mijn verbijstering? Het volledige bedrag van 20000 gulden staatsloterij, 1/5e lot. Met mijn vinger en vreemde klanken uitstotend sloeg ik steeds op het bankpapiertje. Willem stond te kijken begreep er niets van en dacht we zullen wel weer rood staan, vandaar die vreemde geluiden. Ik bleef maar wijzen, ja wat dan, zo erg kan het toch niet zijn en hij keek en keek en keek nog eens en samen hebben wij toen een rondedansje gemaakt en zijn uit eten gegaan helemaal stuk van blijdschap. De centrale verwarming kwam er en hout was nu een kwestie van keuzes. En naar mijn helpers heb ik wel duizend bedankjes gestuurd. Is dat niet een echt wonder? Dinkie
Samen zijn wij opnieuw gestart in 1977, beiden gescheiden, failliet en toch met veel plezier huisje in zeeland . Moest opgeknapt worden. Volgens familie een onbewoonbare woning, maar ja, met onze resterende centjes kon dat niet anders. Gelukkig hadden wij wel een grote schuur en een flink lapje grond, daar is wat op gewerkt. Eigen groente, eigen mesthanen, fruitbomen, veel bessenstruiken zoals klapbessen, rode bessen enz . Maar na Tjernobyll kwam daar de klad in. Na 4 jaar buitenlandse projecten, hadden wij weer een spaarpotje waarmee flink verbouwd en uitgebreid is. Toen kwam de baan in Zeeland, zeker geen vetpot en een eigen autootje. Het hele huis werd verwarmd door gevelkachels en twee prachtige allesbranders, maar die gebruikten erg veel hout, heel erg veel. Onze alleraardigste lieve buurman heeft er steeds voor gezorgd, dat er ergens wel weer een boom of takken of hout voor ons klaar lagen. Met eigen aanhanger erheen en Willem weer zagen, takken op de aanhanger, thuis eraf en dan nog klein maken en klieven en dan in het houthok en dat jaar in jaar uit. Voor twee grote houtkachels een enorm gesjouw. Op den duur toen hij wat ouder werd, vond ik het heel erg dat zware gesjouw. Centrale verwarming, dat was de oplossing, maar dat kostte voor ons huisje 12000 gulden en dat was dan nog zwart. Ieder mens heeft zo zijn eigen idee over het hiernamaals en hoe wij hier zijn ontstaan, ik dus ook. Alleen wijken die enigzins af van de meeste en vroeg ik mijn hulplijnen dagelijks: help ons. Dit deed ik iedere dag op een rustig moment b.v als ik in de auto door het prachtige landschap reed. Ik smeekte ze als het ware: het is niet voor feesten, niet voor vakantie, niet voor plezier, maar voor onze heerlijke warmte in de winter. Iedere dag ging ik in gedachten in discussie en legde het hoe en waarom uit tot op een gegeven dag na zo'n 2 maanden ik s'avonds de post open maakte, ook bankafschriften en wat stond daar tot mijn verbijstering? Het volledige bedrag van 20000 gulden staatsloterij, 1/5e lot. Met mijn vinger en vreemde klanken uitstotend sloeg ik steeds op het bankpapiertje. Willem stond te kijken begreep er niets van en dacht we zullen wel weer rood staan, vandaar die vreemde geluiden. Ik bleef maar wijzen, ja wat dan, zo erg kan het toch niet zijn en hij keek en keek en keek nog eens en samen hebben wij toen een rondedansje gemaakt en zijn uit eten gegaan helemaal stuk van blijdschap. De centrale verwarming kwam er en hout was nu een kwestie van keuzes. En naar mijn helpers heb ik wel duizend bedankjes gestuurd. Is dat niet een echt wonder? Dinkie
woensdag 16 juni 2010
dinsdag 15 juni 2010
Mijn laatste nieuwe knie, 23 april te Assen.
Op 23 april van dit jaar kreeg ik mijn laatste nieuwe knie in Assen, wat heerlijk dat een mens maar twee knieën heeft, als 75 jarige viel het echt niet mee, maar met twee nieuwe knieën en een nieuwe heup, heb ik zo het idee, heb ik alles gehad. Ja maar, zou je denken, er is nog een heup, oké, maar die is te goed en hopelijk blijft die goed. Dus een hele tijd geen verhalen geschreven en dat nog wel, nadat je zo uitgebreid in de PZC hebt gestaan met foto van jezelf, man en hond. Maar dolgelukkig kan ik nu weer aan de slag om nog eenmaal alles uit mijn leven eruit te werken van zowel geweldige herinneringen, als ook heel veel nare herinneringen, die mij gelukkig nooit achtervolgd hebben. Alleen de bron van herinneringen raakt na 70 verhalen een beetje op, dus de stories worden kleiner. Maar nog steeds echt beleefd. De zomer staat voor de deur en lopen gaat weer goed, heerlijke dingen om naar uit te kijken. Dinkie.
Cilacap 1982. een ongeluk.
In Indonesië houden mensen zich absoluut niet aan vaste regels,laat staan aan vaste afspraken,uitzonderingen daar gelaten, dus is het levensgevaarlijk op iemand te vertrouwen, die jouw leven in zijn handen heeft. Doe je dat wel dan kan jou dus het volgende overkomen. Wij hebben dit helaas moeten meemaken. Stel je voor in eens de stroom weg in een gedeelte van Cilacap, waar ook wij woonden op de Gotot Soebroto 75. Alles was uit, de airco's, de ijskast en de vrieskist, het was gedurende de ochtend. Vol vertrouwen ging een elektriciteitsbusje naar de centrale en werden de schakelaars van het betreffende gedeelte uitgeschakeld. Toen met het busje naar de elektriciteitspalen, die langs de hoofdweg stonden en waar wij dagelijks onder door reden naar of van het dorp, de school en het zwembad. Een van de mannen ging via een ladder de grote electriciteitspaal in die hoog over de weg liep, steeds hoger,steeds hoger, wij zagen hem gaan en dachten je moet beslist geen hoogtevrees hebben. De man in kwestie was bij de juiste draad gekomen hoog in de lucht,kroop op de draad haakte zich vast en ging aan het werk, wat precies wisten wij niet, als een aap zat hij rustig op de draad. Maar zoals ik al zei, dit was Indonesie, een enorme klap, gegil, gekrijs en als iemand aan een spit, hing hij ineens onder aan de draad, maar viel er niet af, was tot onze verbijstering dood, morsdood. Iemand op de centrale was langs het kastje gelopen, wist dat de stroom was uitgevallen, dacht kom ik duw de schakelaars naar boven dan is er weer stroom, niet wetend wat er zich allemaal afspeelde. Het kastje was open en de schakelaar naar beneden. Niemand had het gedaan en niemand durfde iets te doen, men was helemaal verstijfd van schrik en zo bleef die arme man drie dagen lang dood hangen aan de draad en moesten alle mensen uit Cilacap, die naar het dorp, school of het zwembad moesten er steeds onder door rijden, geen van de kinderen of ouders zal dit beeld ooit vergeten. Op een nacht is hij er eindelijk afgehaald, wat waren wij blij en werd hij met heel veel muziek begraven, Dinkie.
Een ongeluk februarie 1975.
Na een ernstig ongeluk aan mijn rechteroog lag ik plat in het oogziekenhuis Leyenburg den Haag. Mocht mij niet verroeren, nog eruit voor het sanitair, moest alles liggend doen tot het gevaar geweken was. Na 5 dagen mocht ik voor het eerst zittend alles doen en werd de 6de dag per rolstoel naar de röntgen afdeling gebracht. Ze wilden foto's van mijn oogkas maken om te zien of die niet gebroken was. Op de röntgen aangekomen zat er een man met een beetje vreemd voorkomen, iets artificialachtig, maar met helle stralende blauwe ogen en een hele vriendelijke smile. Angstig, zenuwachtig zat ik daar te wachten, wat zou er gebeuren als het wel gebroken was, ik wist het niet."Zo", sprak de man met de mooie blauwe ogen. " Ben je een beetje zenuwachtig, moet je niet zijn, het is alleen maar een foto hoor." "Ja, maar als mijn oogkas gebroken is wat dan." "O",zeiden de helle blauwe ogen ."Zit je daar over in, dat is niets, dat is zo gefikst." Nieuwsgierig vroeg ik. " Waar zit u voor."" Nu mijn kind, ik ben van twintig hoog naar beneden gevallen, een scherm heeft mij eerst een beetje opgevangen, daarna viel ik in de struiken en hebben ze mij in een grote emmer naar het ziekenhuis gebracht , had bijna alles gebroken wat je maar kon breken. Heb vijf jaar in allerlei ziekenhuizen gelegen en wel 15 operaties ondergaan en je ziet, ik ben er nog steeds, bijna alles is van plastic." Stom verbaasd zei ik." Maar u ziet er nog zo goed uit." "Dit is het mooiste compliment, wat ik in die vijf jaar gehad heb, dank je wel." Toen was het ijs gebroken en hebben wij tijdens onze lange wachttijd koffie gedronken en over al zijn nieuwe onderdelen gesproken en gelachen. Zo iets vergeet je echt nooit en bij mij was alles gelukkig niet gebroken en kon na zeven dagen opgewekt naar huis en de kinderen. Dinkie
vrijdag 16 april 2010
dr Engels, kamp Solo.
Dr Engels, Kamp Solo.
Langzaam verdween de donkere nacht om plaats te maken voor weer een hele hete dag in kamp Solo. Waar iedereen druk bezig was om zo snel mogelijk op tijd klaar te zijn voor het grote appel op het grote, ruime voorplein van het oude gedeelte van dit grote internerings--kamp. Het oude gedeelte was een voormalige psychiatrische inrichting geweest, voor de ernstige patiënten en nu dus het grote vrouwenkamp in Solo. Onze Japanse kampcommandant(Toewan Jap besar)kreeg heel hoog bezoek van allerlei in pompeuze en schitterende uniformen gestoken Japannertjes, dit ter meerdere glorie van onze commandant , die met zijn kamp een hele goede indruk wilde maken op deze hoge heren. Hij werd opgevolgd door een andere hoge Jap. Iedereen moest naar het plein en met iedereen bedoelde hij ook de zieken uit de ziekenboeg. Nog hongerig liep iedereen naar het grote plein in stilte zich af te vragen wat er nu weer zou gebeuren. Het was mij iedere keer weer een raadsel hoe al deze toch hongerige vrouwen geweldige recepten aan elkaar over en weer gaven. Alles stond op een gegeven moment met zijn barak hoofd op de juiste plaats en zo kon je zien hoe groot het kamp was en hoeveel vrouwen er waren in dit kamp, alle namen werden afgeroepen en iedereen was er, ziek, half dood, het hinderde niet, maar je moest er zijn anders was er de Kempetai.(zoiets als de Gestapo bij de Duitsers). Al deze rijen vol vrouwen, kinderen, zieken, invaliden en nonnen stonden er doodstil in de bloed hitte. Voor ons het grote overdekte bordes, waar een hele lange tafel stond, stoelen erachter. Na ons een kwartier te hebben laten staan, kwamen opzij van de veranda, de hoge heren naar buiten en zetten zich neer op hun stoelen, als laatste de trotse kampcommandant, met glimmend zwaard. Ineens grote deining waar de bedden van de zieken stonden en voor wij het wisten was daar ineens onze enige vrouwelijke arts Dr. Engels, die het vertikt had de stervenden naar buiten te laten brengen, maar door haar helpers daarop aan gesproken werd, zij wisten dat het gestraft zou worden, alles moest er zijn, alles. Uit die hoek kwam veel gejammer en gesnik van hele zieke mensen in de bloedhete zon, velen vielen in hun bed flauw, niemand kon iets voor ze doen. De zon kwam hoger, de hitte werd erger, ook bij ons vielen mensen flauw, kinderen, baby's begonnen te jammeren, wanhopige moeders trachtten ze te helpen, maar wisten ook niet wat te doen het zweet gutste van je af, daardoor kwam je vocht te kort, honger, dorst en vermoeidheid sloegen toe. Op het bordes zaten de heren Jap uitgebreid te eten en te drinken, bediend door Indonesische mannen, terwijl onze commandant als een trotse pauw heen en weer liep. Als uit het niets was daar ineens Dr. Engels op het bordes, met grote stappen liep zij op de commandant af en voor een ieder het zich realiseerde stak zij venijnig een speech af zonder voor hem gebogen te hebben. Nog voor iemand van de schrik bekomen was, speelde zich ineens een vreselijk drama voor ons aller ogen af, hij brulde dat ze moest buigen, zij bleef alleen maar knikken, zij schetterde door over de stervenden en zieken, hij gaf haar een klap midden in haar gezicht, zij gaf hem een klap terug in zijn gezicht. Doodse stilte. De hel brak los, hij sloeg haar weer, zij greep zijn zwaard, zelfs als kind besefte je: dit is helemaal vreselijk. Vervolgens werd zij met een zweep voor onze ogen door hem helemaal in elkaar geslagen en geschopt, daar lag zij als een hoopje ellende, schreeuwend van de pijn en werd weggesleurd door twee bewakers naar het huisje buiten het gedek, waarvan een ieder wist, dat je daar niet levend meer vandaan kwam. Voor straf moesten wij daar tot diep in de avond zonder eten en drinken blijven staan en aan horen hoe haar gegil van uit dat huisje net achter ons allen, buiten het gedek, langzaam zachter werd en ineens op hield. Tegen twaalven mocht iedereen weg, totaal ontdaan en kapot ging iedereen naar zijn eigen barak, eerst zoveel mogelijk drinken, zich verschonen, je moest alles maar laten lopen en toen kapot naar bed. Maar ik denk niet dat iemand van deze mensen, groot of klein, ooit Dr. Engels vergeten is. Maar wat zinloos en jammer van zo'n lieve jonge dokter. Dinkie. Bij Google heb ik haar gevonden en zij heeft een mooi graf gekregen met haar naam er op, er zijn verschillende theorieën over haar dood er bij, maar ik was erbij en ben blij dat zij zo hoe dan ook herdacht wordt ook al was het ergens heel jammer van haar ,ze had het kunnen weten . Dinkie.
Langzaam verdween de donkere nacht om plaats te maken voor weer een hele hete dag in kamp Solo. Waar iedereen druk bezig was om zo snel mogelijk op tijd klaar te zijn voor het grote appel op het grote, ruime voorplein van het oude gedeelte van dit grote internerings--kamp. Het oude gedeelte was een voormalige psychiatrische inrichting geweest, voor de ernstige patiënten en nu dus het grote vrouwenkamp in Solo. Onze Japanse kampcommandant(Toewan Jap besar)kreeg heel hoog bezoek van allerlei in pompeuze en schitterende uniformen gestoken Japannertjes, dit ter meerdere glorie van onze commandant , die met zijn kamp een hele goede indruk wilde maken op deze hoge heren. Hij werd opgevolgd door een andere hoge Jap. Iedereen moest naar het plein en met iedereen bedoelde hij ook de zieken uit de ziekenboeg. Nog hongerig liep iedereen naar het grote plein in stilte zich af te vragen wat er nu weer zou gebeuren. Het was mij iedere keer weer een raadsel hoe al deze toch hongerige vrouwen geweldige recepten aan elkaar over en weer gaven. Alles stond op een gegeven moment met zijn barak hoofd op de juiste plaats en zo kon je zien hoe groot het kamp was en hoeveel vrouwen er waren in dit kamp, alle namen werden afgeroepen en iedereen was er, ziek, half dood, het hinderde niet, maar je moest er zijn anders was er de Kempetai.(zoiets als de Gestapo bij de Duitsers). Al deze rijen vol vrouwen, kinderen, zieken, invaliden en nonnen stonden er doodstil in de bloed hitte. Voor ons het grote overdekte bordes, waar een hele lange tafel stond, stoelen erachter. Na ons een kwartier te hebben laten staan, kwamen opzij van de veranda, de hoge heren naar buiten en zetten zich neer op hun stoelen, als laatste de trotse kampcommandant, met glimmend zwaard. Ineens grote deining waar de bedden van de zieken stonden en voor wij het wisten was daar ineens onze enige vrouwelijke arts Dr. Engels, die het vertikt had de stervenden naar buiten te laten brengen, maar door haar helpers daarop aan gesproken werd, zij wisten dat het gestraft zou worden, alles moest er zijn, alles. Uit die hoek kwam veel gejammer en gesnik van hele zieke mensen in de bloedhete zon, velen vielen in hun bed flauw, niemand kon iets voor ze doen. De zon kwam hoger, de hitte werd erger, ook bij ons vielen mensen flauw, kinderen, baby's begonnen te jammeren, wanhopige moeders trachtten ze te helpen, maar wisten ook niet wat te doen het zweet gutste van je af, daardoor kwam je vocht te kort, honger, dorst en vermoeidheid sloegen toe. Op het bordes zaten de heren Jap uitgebreid te eten en te drinken, bediend door Indonesische mannen, terwijl onze commandant als een trotse pauw heen en weer liep. Als uit het niets was daar ineens Dr. Engels op het bordes, met grote stappen liep zij op de commandant af en voor een ieder het zich realiseerde stak zij venijnig een speech af zonder voor hem gebogen te hebben. Nog voor iemand van de schrik bekomen was, speelde zich ineens een vreselijk drama voor ons aller ogen af, hij brulde dat ze moest buigen, zij bleef alleen maar knikken, zij schetterde door over de stervenden en zieken, hij gaf haar een klap midden in haar gezicht, zij gaf hem een klap terug in zijn gezicht. Doodse stilte. De hel brak los, hij sloeg haar weer, zij greep zijn zwaard, zelfs als kind besefte je: dit is helemaal vreselijk. Vervolgens werd zij met een zweep voor onze ogen door hem helemaal in elkaar geslagen en geschopt, daar lag zij als een hoopje ellende, schreeuwend van de pijn en werd weggesleurd door twee bewakers naar het huisje buiten het gedek, waarvan een ieder wist, dat je daar niet levend meer vandaan kwam. Voor straf moesten wij daar tot diep in de avond zonder eten en drinken blijven staan en aan horen hoe haar gegil van uit dat huisje net achter ons allen, buiten het gedek, langzaam zachter werd en ineens op hield. Tegen twaalven mocht iedereen weg, totaal ontdaan en kapot ging iedereen naar zijn eigen barak, eerst zoveel mogelijk drinken, zich verschonen, je moest alles maar laten lopen en toen kapot naar bed. Maar ik denk niet dat iemand van deze mensen, groot of klein, ooit Dr. Engels vergeten is. Maar wat zinloos en jammer van zo'n lieve jonge dokter. Dinkie. Bij Google heb ik haar gevonden en zij heeft een mooi graf gekregen met haar naam er op, er zijn verschillende theorieën over haar dood er bij, maar ik was erbij en ben blij dat zij zo hoe dan ook herdacht wordt ook al was het ergens heel jammer van haar ,ze had het kunnen weten . Dinkie.
donderdag 18 maart 2010
Hoe de oorlog begon herhaling
Hoe de oorlog begon.
Voor wij het wisten waren ze er, de kleine gele mannetjes, de jappen. Mijn ouders waren erg bang. Er was al veel gebeurd, de slag bij de Java zee was verloren, veel vrienden waren er niet meer. Oorlog voor een kind van net 8 is iets ongrijpbaars. Op een nacht werden wij opgeschrikt door lawaai in huis.Een van onze bedienden, die naar zijn familie was vertrokken, stond zwaar gewond in de binnentuin. Mijn ouders hielpen hem. Hij was zeer ernstig mishandeld en zij verstopten hem, maar het was nu tijd om te vluchten, want de jap zou zeker komen kijken. s' Nachts werden wij uit bed gehaald. Er stonden twee ossenkarren buiten die heel zachtjes werden ingeladen, niemand sprak er een woord. Mijn grootmoeder Elsie was er ook en heel zachtjes slopen wij in de karren met al onze belongings en gingen door de stille straten van Soerabaja richting de bergen. Ook de gewonde bediende lag in de achterste wagen. Mijn vader zei: er zijn overal wegversperringen met jappen, dus gingen wij via heel nauwe kampong- weggetjes. Mijn hart zat in mijn keel, want werd je gepakt door de jap, dan werd je naar de kempetai gebracht voor verhoor en dat was niet best, daar hadden wij de vreselijkste verhalen over gehoord. Doodstil waren wij, je hoorde alleen het kraken van de wagens, het lopen van de sappies en af en toe het zachte klappen van een zweep. De wagens schommelden heen en weer en de lampen die er aan hingen ook. Eindelijk zei mijn vader, wij hebben het gered, wij zijn op weg naar Nongodjadjar, ons wel bekende vakantieoord. Onze bediende stapte uit en verdween in de nacht. Langzaam gingen wij klimmen en hoorden de geluiden van de bossen en vlak voor iedere kampong zag je kleine warongs, overdekte hutjes met bamboe en platen waar je koffie kon drinken of heerlijke rijst, saté of iets anders kon eten. Je koffie goot je uit op je schoteltje en dan slurpte je het langzaam op. Heerlijk die lucht van het arang arang vuur (een soort houtskool)en dan met de geur van saté. Wat hield ik veel van dit land en nu slopen wij door die prachtige natuur en al die bekende geluiden richting bergen en af en toe kwam de maan van achter de wolken en benam het uitzicht je de adem, zo mooi. Heel ver van het dorp Nongodjadjar hadden mijn ouders een huis op de steile berghelling gehuurd, dat geheel self containing was. Dit huis was beeldschoon en bestond uit een vierkante betonnen bak, met daarin de keuken, de voorraadkamer, de kamer voor de kippenbroedmachine, de karnkamer waar boter, yoghurt, enz. gemaakt werden en heel veel gereedschap. Er ging van de keuken een trap naar boven en daar was weer zo'n vierkante betonnen blok met er omheen een grote brede overdekte veranda.Op de hoeken van de veranda stonden grote verrekijkers, waarmee wij de lucht en ook ver de bergen en het dal in konden kijken. Zo konden wij mijn vader een uur voordat hij bij ons was al zien aankomen, een kleine stip in de verte.Hij werkte nog steeds in Soerabaja.Hij kwam alleen in de weekenden naar boven. Totdat ook dat niet meer ging. Deze veranda was geweldig, wij brachten er uren op door, rennend en spelend enz. .Wij hadden er een grote groentetuin en een stal met een varken en een melkkoe, die ons voorzag van boter, melk, enz.. Verder heel veel kippen. Als wij er te weinig hadden, dan zorgde de broedmachine voor meer, zowel om te eten, als voor de eieren. Achter dit alles een eindeloos maisveld, waar mijn broer en ik ons in verstopten en ons eigen veilige plekje hadden. Zo hoopten wij de jap te kunnen overleven en wat voor een leven. De geuren van vers brood, melk en boter van de eigen koe. In een woord heerlijk. Wij waren zeer eenzaam, maar met de hond Spankie trokken wij de bergen en de ravijnen in en genoten. 's Avonds bij spirituslampen en ovalmaltine. Soms las mijn moeder ons wel eens voor, als ze er niet te moe voor was. Soms kwam er iemand van het dorp met boodschappen of post of om mijn moeder met van alles te helpen. Zo werden wij toen uitgenodigd voor een Javaanse bruiloft, die een dag en een nacht zou duren en sliepen wij in het dorp bij de bevolking, die allerliefst voor ons was. Het was een geweldig feest met heel veel snoep in allerlei kleuren, eten en wajangpoppen, dansen tot diep in de nacht en 's- morgens mee naar de kali, waarin wij alles deden, je behoefte, wassen en tanden poetsen. Dit alles duurde vele maanden maar op een avond kwam mijn vader terug uit het dorp en tot diep in de nacht zaten zij te praten .De volgende dag werd ons verteld, dat wij terug moesten naar Soerabaja en van daaruit naar de wijk in Malang en als wij dat niet deden zouden wij gedood worden door de jappen. Alles werd verkocht of weggegeven, ook de hond. Kapot waren wij ervan, maar huilen hielp niet, dus daar gingen wij weer terug naar Soerabaja en vandaar met nog minder bagage, alleen wat je zelf kon dragen, in grote trucs naar Malang. Diep verdrietig om alles wat wij moesten achterlaten. We wisten niet dat toen het allerzwaarste nog moest komen, het afscheid van mijn vader en de rest.........
Voor wij het wisten waren ze er, de kleine gele mannetjes, de jappen. Mijn ouders waren erg bang. Er was al veel gebeurd, de slag bij de Java zee was verloren, veel vrienden waren er niet meer. Oorlog voor een kind van net 8 is iets ongrijpbaars. Op een nacht werden wij opgeschrikt door lawaai in huis.Een van onze bedienden, die naar zijn familie was vertrokken, stond zwaar gewond in de binnentuin. Mijn ouders hielpen hem. Hij was zeer ernstig mishandeld en zij verstopten hem, maar het was nu tijd om te vluchten, want de jap zou zeker komen kijken. s' Nachts werden wij uit bed gehaald. Er stonden twee ossenkarren buiten die heel zachtjes werden ingeladen, niemand sprak er een woord. Mijn grootmoeder Elsie was er ook en heel zachtjes slopen wij in de karren met al onze belongings en gingen door de stille straten van Soerabaja richting de bergen. Ook de gewonde bediende lag in de achterste wagen. Mijn vader zei: er zijn overal wegversperringen met jappen, dus gingen wij via heel nauwe kampong- weggetjes. Mijn hart zat in mijn keel, want werd je gepakt door de jap, dan werd je naar de kempetai gebracht voor verhoor en dat was niet best, daar hadden wij de vreselijkste verhalen over gehoord. Doodstil waren wij, je hoorde alleen het kraken van de wagens, het lopen van de sappies en af en toe het zachte klappen van een zweep. De wagens schommelden heen en weer en de lampen die er aan hingen ook. Eindelijk zei mijn vader, wij hebben het gered, wij zijn op weg naar Nongodjadjar, ons wel bekende vakantieoord. Onze bediende stapte uit en verdween in de nacht. Langzaam gingen wij klimmen en hoorden de geluiden van de bossen en vlak voor iedere kampong zag je kleine warongs, overdekte hutjes met bamboe en platen waar je koffie kon drinken of heerlijke rijst, saté of iets anders kon eten. Je koffie goot je uit op je schoteltje en dan slurpte je het langzaam op. Heerlijk die lucht van het arang arang vuur (een soort houtskool)en dan met de geur van saté. Wat hield ik veel van dit land en nu slopen wij door die prachtige natuur en al die bekende geluiden richting bergen en af en toe kwam de maan van achter de wolken en benam het uitzicht je de adem, zo mooi. Heel ver van het dorp Nongodjadjar hadden mijn ouders een huis op de steile berghelling gehuurd, dat geheel self containing was. Dit huis was beeldschoon en bestond uit een vierkante betonnen bak, met daarin de keuken, de voorraadkamer, de kamer voor de kippenbroedmachine, de karnkamer waar boter, yoghurt, enz. gemaakt werden en heel veel gereedschap. Er ging van de keuken een trap naar boven en daar was weer zo'n vierkante betonnen blok met er omheen een grote brede overdekte veranda.Op de hoeken van de veranda stonden grote verrekijkers, waarmee wij de lucht en ook ver de bergen en het dal in konden kijken. Zo konden wij mijn vader een uur voordat hij bij ons was al zien aankomen, een kleine stip in de verte.Hij werkte nog steeds in Soerabaja.Hij kwam alleen in de weekenden naar boven. Totdat ook dat niet meer ging. Deze veranda was geweldig, wij brachten er uren op door, rennend en spelend enz. .Wij hadden er een grote groentetuin en een stal met een varken en een melkkoe, die ons voorzag van boter, melk, enz.. Verder heel veel kippen. Als wij er te weinig hadden, dan zorgde de broedmachine voor meer, zowel om te eten, als voor de eieren. Achter dit alles een eindeloos maisveld, waar mijn broer en ik ons in verstopten en ons eigen veilige plekje hadden. Zo hoopten wij de jap te kunnen overleven en wat voor een leven. De geuren van vers brood, melk en boter van de eigen koe. In een woord heerlijk. Wij waren zeer eenzaam, maar met de hond Spankie trokken wij de bergen en de ravijnen in en genoten. 's Avonds bij spirituslampen en ovalmaltine. Soms las mijn moeder ons wel eens voor, als ze er niet te moe voor was. Soms kwam er iemand van het dorp met boodschappen of post of om mijn moeder met van alles te helpen. Zo werden wij toen uitgenodigd voor een Javaanse bruiloft, die een dag en een nacht zou duren en sliepen wij in het dorp bij de bevolking, die allerliefst voor ons was. Het was een geweldig feest met heel veel snoep in allerlei kleuren, eten en wajangpoppen, dansen tot diep in de nacht en 's- morgens mee naar de kali, waarin wij alles deden, je behoefte, wassen en tanden poetsen. Dit alles duurde vele maanden maar op een avond kwam mijn vader terug uit het dorp en tot diep in de nacht zaten zij te praten .De volgende dag werd ons verteld, dat wij terug moesten naar Soerabaja en van daaruit naar de wijk in Malang en als wij dat niet deden zouden wij gedood worden door de jappen. Alles werd verkocht of weggegeven, ook de hond. Kapot waren wij ervan, maar huilen hielp niet, dus daar gingen wij weer terug naar Soerabaja en vandaar met nog minder bagage, alleen wat je zelf kon dragen, in grote trucs naar Malang. Diep verdrietig om alles wat wij moesten achterlaten. We wisten niet dat toen het allerzwaarste nog moest komen, het afscheid van mijn vader en de rest.........
Leven in een barak herhaling .
Voor het eerst leven in een Barak
Het prachtige Indonesië, 1941, ons prachtige huis met 2 baboe's, een djongos, (huisknecht), tuinman. Een prachtig paviljoen voor gasten. Altijd waren er gasten en iedere Zaterdag gingen mijn ouders prachtig aangekleed naar de Simpangclub. Dan sliep de baboe op een matje naast mijn bed. Veel tochten naar de bergen, waar wij regelmatig een huis huurden met zwembad. Daar genoten wij van de prachtige natuur, paardrijden, zwemmen en heerlijk eten. Mijn grootmoeder ging dan ook vaak mee en de rest van de familie kwam ook, dat waren geweldige extravagante tijden. Ineens oorlog, alles afgelopen, angst, met bagage op de rug en klein koffertje door Java trekkend, in afgesloten goederenwagons rijdend door de hitte met veel vrouwen en kinderen, kilometers lopen zonder water of eten. Tot wij weer eens bij een klooster kwamen, waar wij liefdevol onthaald werden op eten en drinken en met zijn allen op matrassen op de grond sliepen in gangen en kamers. Niet wetend waar de reis naar toe ging en of er nog een eind aan kwam. Zo kwamen wij toen dood versleten in Solo aan in een heel groot leeg gekkengesticht. In die tijd waren die heel anders dan nu, het waren hel oorden, vol met grote hekken en veel grote badkamers, donkere gangen, koud en eng. Daar werden wij verwezen naar een kapel met matrassen op de grond voor ons. De shock over dit alles was enorm. Vol verbazing en doodmoe keken we om ons heen naar al die vrouwen en kinderen, naar al dat lawaai en gekreun, gehuil en gepraat. Dan uren in de rij voor eten, wassen en toiletten. Geen eigen kamer, geen eigen huis, volkomen verbijsterd, een half zieke moeder en een grootmoeder, die ook ten einde raad was. Mijn broer en ik werden met zware diarree naar het ziekenhuisgedeelte van het gesticht gebracht. Maar na drie dagen vond ik dat mijn broer, ziek van heimwee naar mijn moeder, slechter in plaats van beter werd. De koorts steeg per dag. Ik sleurde hem s'nachts uit bed. Met mijn hand op zijn mond slopen wij met onze hoofdkussens terug naar de kapel. Daar werd hij beter. Het bericht kwam, dat het nieuwe gedeelte van dit grote kamp geopend werd en dat wij naar de nieuwe barakken zouden gaan. Wat was dat, een barak.? Op een dag werd er een stuk muur afgebroken en zagen wij een groot kamp met grote loodsen(de barakken), heel veel loodsen met flinke ruimten ertussen. Iedere barak bestond uit twee rijen bedden in het midden de rij met bagage. Verder een douche en twee wc's. In een barak lagen zo plus minus 60 vrouwen en kinderen. Daar zat je dan op je brits en keek je om je heen dit was nu je thuis, deze 45 centimeter en overal vrouwen en kinderen. Uren heb ik rond zitten kijken, vol verbazing. De eerste dagen was ik zo verbouwereerd, dat ik van alle opwinding niet kon slapen. Je zag alles van anderen, niets bleef geheim. Moeders die sloegen, kinderen die vervelend en verwend waren. Van alles was er te zien en te beleven, overal voor in de rij staan, op tijd naar de wc, want er was altijd een rij. Maar ergens ook heel spannend al die dingen, die om je heen gebeurden. Buiten spelen was ook beperkt, overal liepen vrouwen met wasgoed en afwasspullen, kleren om te drogen hingen overal, enz... 'snachts hoesten, kreunen, mensen die praten, weer andere die boos werden, zo zelfs, dat er 'snachts bijbels over en weer gesmeten werden, weer anderen probeerden te sussen en regels op te stellen. Het heeft weken geduurd voor dat het langzaam wat kalmer en rustiger werd. Ook doordat iedereen versuft raakte door gebrek aan voedsel en slaap. Vrouwen en kinderen werden ziek en langzaam drong de ellende tot iedereen door: "je kon hier doodgaan". We hadden maar een vrouwelijke arts, Dr. Engels. Medicijnen waren er ook haast niet. Langzaam aan werd het stiller en rustiger. Zo werd het na enkele maanden zelfs gezellig.Vrouwen gingen kookboeken maken, weer anderen leerden kinderen borduren. In dat kamp heb ik wat geborduurd, zakdoekjes maken, kleertjes voor de enige pop die ik had. Iedereen werd vindingrijk en zo werd het leven een stuk prettiger. Maar de eerste weken van dat bizarre barak leven zal ik nooit meer vergeten. Dinkie
Het prachtige Indonesië, 1941, ons prachtige huis met 2 baboe's, een djongos, (huisknecht), tuinman. Een prachtig paviljoen voor gasten. Altijd waren er gasten en iedere Zaterdag gingen mijn ouders prachtig aangekleed naar de Simpangclub. Dan sliep de baboe op een matje naast mijn bed. Veel tochten naar de bergen, waar wij regelmatig een huis huurden met zwembad. Daar genoten wij van de prachtige natuur, paardrijden, zwemmen en heerlijk eten. Mijn grootmoeder ging dan ook vaak mee en de rest van de familie kwam ook, dat waren geweldige extravagante tijden. Ineens oorlog, alles afgelopen, angst, met bagage op de rug en klein koffertje door Java trekkend, in afgesloten goederenwagons rijdend door de hitte met veel vrouwen en kinderen, kilometers lopen zonder water of eten. Tot wij weer eens bij een klooster kwamen, waar wij liefdevol onthaald werden op eten en drinken en met zijn allen op matrassen op de grond sliepen in gangen en kamers. Niet wetend waar de reis naar toe ging en of er nog een eind aan kwam. Zo kwamen wij toen dood versleten in Solo aan in een heel groot leeg gekkengesticht. In die tijd waren die heel anders dan nu, het waren hel oorden, vol met grote hekken en veel grote badkamers, donkere gangen, koud en eng. Daar werden wij verwezen naar een kapel met matrassen op de grond voor ons. De shock over dit alles was enorm. Vol verbazing en doodmoe keken we om ons heen naar al die vrouwen en kinderen, naar al dat lawaai en gekreun, gehuil en gepraat. Dan uren in de rij voor eten, wassen en toiletten. Geen eigen kamer, geen eigen huis, volkomen verbijsterd, een half zieke moeder en een grootmoeder, die ook ten einde raad was. Mijn broer en ik werden met zware diarree naar het ziekenhuisgedeelte van het gesticht gebracht. Maar na drie dagen vond ik dat mijn broer, ziek van heimwee naar mijn moeder, slechter in plaats van beter werd. De koorts steeg per dag. Ik sleurde hem s'nachts uit bed. Met mijn hand op zijn mond slopen wij met onze hoofdkussens terug naar de kapel. Daar werd hij beter. Het bericht kwam, dat het nieuwe gedeelte van dit grote kamp geopend werd en dat wij naar de nieuwe barakken zouden gaan. Wat was dat, een barak.? Op een dag werd er een stuk muur afgebroken en zagen wij een groot kamp met grote loodsen(de barakken), heel veel loodsen met flinke ruimten ertussen. Iedere barak bestond uit twee rijen bedden in het midden de rij met bagage. Verder een douche en twee wc's. In een barak lagen zo plus minus 60 vrouwen en kinderen. Daar zat je dan op je brits en keek je om je heen dit was nu je thuis, deze 45 centimeter en overal vrouwen en kinderen. Uren heb ik rond zitten kijken, vol verbazing. De eerste dagen was ik zo verbouwereerd, dat ik van alle opwinding niet kon slapen. Je zag alles van anderen, niets bleef geheim. Moeders die sloegen, kinderen die vervelend en verwend waren. Van alles was er te zien en te beleven, overal voor in de rij staan, op tijd naar de wc, want er was altijd een rij. Maar ergens ook heel spannend al die dingen, die om je heen gebeurden. Buiten spelen was ook beperkt, overal liepen vrouwen met wasgoed en afwasspullen, kleren om te drogen hingen overal, enz... 'snachts hoesten, kreunen, mensen die praten, weer andere die boos werden, zo zelfs, dat er 'snachts bijbels over en weer gesmeten werden, weer anderen probeerden te sussen en regels op te stellen. Het heeft weken geduurd voor dat het langzaam wat kalmer en rustiger werd. Ook doordat iedereen versuft raakte door gebrek aan voedsel en slaap. Vrouwen en kinderen werden ziek en langzaam drong de ellende tot iedereen door: "je kon hier doodgaan". We hadden maar een vrouwelijke arts, Dr. Engels. Medicijnen waren er ook haast niet. Langzaam aan werd het stiller en rustiger. Zo werd het na enkele maanden zelfs gezellig.Vrouwen gingen kookboeken maken, weer anderen leerden kinderen borduren. In dat kamp heb ik wat geborduurd, zakdoekjes maken, kleertjes voor de enige pop die ik had. Iedereen werd vindingrijk en zo werd het leven een stuk prettiger. Maar de eerste weken van dat bizarre barak leven zal ik nooit meer vergeten. Dinkie
woensdag 10 februari 2010
maandag 8 februari 2010
Vervolg Elsie
Vervolg Elsie.
Na vier jaar Jappenkamp en 63 jaar oud, kwam zij met ons in Holland aan. Alles wat ze had achtergelaten was ze kwijt en ook zei moest helemaal van onderaf aan opnieuw beginnen. Zij huurde een grote etage op de Minrebroederstraat 11 bis in Utrecht, vlak bij de dom, van vier zusters, die alle vier bij elkaar op de parterre woonden. Deze vier in het zwart geklede zusters waren weg van mijn grootmoeder en waakten al kwebbelend over haar. Heel veel gezinnen vertrokken na de oorlog naar Canada, Australie en Nieuw-Zeeland, haar business was booming. Elsie is een baken in mijn leven geweest, een baken van wilskracht, zelfstandigheid en zachtheid. Zachtheid, leerde ik van haar, was niet synoniem voor zwak, het kon ook heel sterk zijn. Zij las heel veel, was altijd spiritueel bezig. Als ik er die 14 dagen logeerde ieder jaar, was dat al een fascinerende gebeurtenis. Haar grote zitkamer was al weer beeldig ingericht, dan had je achter de grote brede zitkamer een gang en op die gang kwamen twee deuren uit, een was haar slaapkamer, ruim en hoog, de andere was haar rommelkamer. Door de gang, dan de hoek om, was er een heel klein keukentje, stervend koud in de winter. Boven haar nog twee etages met allemaal studenten, die zij ook vaak hielp met hun Engels. Iedere ochtend om 7 uur ging haar wekker, dan deed ze eerst in bed been massage, dan gymnastiek en zong er bij, every day and in every way I get better and better. Als haar zoon Dennis bij haar logeerde, zong hij altijd you get fatter and fatter. Daarna hielp ik haar in haar korset met baleinen, ongelooflijk zo strak zat dat. Dan uitgebreid make-up opgedaan, daarna uitgebreid ontbeten met heel veel thee en om tien uur dertig de eerste les, s' middags ook en 's avond soms ook. Een keer in de week gingen wij bij V en D om twaalf uur warm eten met tafeltjes, gedekt met witte tafellakens en grote witte servetten en een ober. Daarna naar de bioscoop, waar zij haar vaste stoel had. De rest van de week gingen wij nog tweemaal naar de film en aten 's avonds bij de studenten in de mensa. Iedere Dinsdag was haar jour, dan kon iedereen komen, had ze van alles in huis en er kwamen dan ook altijd vrienden, kennissen en soms familie, dat was altijd een hele gezellige dag vol verrassingen. Als zij les gaf ging ik vaak naar de studenten boven kletsen of mijn boeken lezen, heerlijk op haar grote bed. Haar hobby was films, zij verzamelde daar alles over. Had een twee deur linnenkast ingericht als archief kast. Ook kreeg ze alle reclame folders na afloop van iedere film, dit alles heeft ze later overgedragen aan Simon van Collum, de directeur van het film museum, die was er zielsblij mee. Later woonde ik met mijn eerste kind en in verwachting zijnde van de tweede, een jaar in De Bilt en fietste bijna iedere dag naar haar toe. Een stevige tocht zo met mijn dikke buikje en Walter in zijn kinderzitje lekker achter mijn rug. Al kirrende renden de vier zussen naar boven om mijn grootmoeder te waarschuwen dat ik er was en met zijn allen stonden zij mij op te wachten boven aan de trap. :" Dag mijn lieverd, ben je er weer, wat gezellig, kom gauw binnen". Daarna werden ik en kleine Walter door de zussen eventjes aangehaald en daarna snel naar binnen. In die tijd gaf mijn grootmoeder bijna geen les meer en vond ze het heerlijk als wij kwamen. Na enkele uurtjes bij haar te zijn geweest fietste ik weer terug naar De Bilt. Ook hielp zij mij met van alles, een gasfornuis, een stofzuiger en vooral ook door af en toe een hele dag bij mij te komen met de bus. Toen wij later ergens anders woonden, kreeg zij kanker en verloor een oog, er kwam een kunstoog voor terug, als zij dan drie weken bij mij kwam logeren zag ik hoe geduldig en moedig zij iedere ochtend haar kunstoog eruit haalde en iets erin deed en dan ging het schone oog weer terug, helaas is zij voor niet veel gespaard, de kanker kwam terug en zij verhuisde naar Den Haag, alwaar zij na een lange moeilijke weg op 82 jarige leeftijd stierf. Op een dag kwam ik uit Xenos en zag een vrouw lopen, kon alleen haar rug zien, ik kreeg een shock:" Elsie, Elsie", riep ik hard. De mevrouw draaide zich om en het was iemand anders, ineens werd alles donker en het was dat Willem mij opving of ik was onderuit gegaan. "Ik denk dat je beter kunt gaan zitten. Toen besefte ik pas hoe vreselijk ik haar gemist had, dat flinke kleine vrouwtje Elsie. Dinkie.
Na vier jaar Jappenkamp en 63 jaar oud, kwam zij met ons in Holland aan. Alles wat ze had achtergelaten was ze kwijt en ook zei moest helemaal van onderaf aan opnieuw beginnen. Zij huurde een grote etage op de Minrebroederstraat 11 bis in Utrecht, vlak bij de dom, van vier zusters, die alle vier bij elkaar op de parterre woonden. Deze vier in het zwart geklede zusters waren weg van mijn grootmoeder en waakten al kwebbelend over haar. Heel veel gezinnen vertrokken na de oorlog naar Canada, Australie en Nieuw-Zeeland, haar business was booming. Elsie is een baken in mijn leven geweest, een baken van wilskracht, zelfstandigheid en zachtheid. Zachtheid, leerde ik van haar, was niet synoniem voor zwak, het kon ook heel sterk zijn. Zij las heel veel, was altijd spiritueel bezig. Als ik er die 14 dagen logeerde ieder jaar, was dat al een fascinerende gebeurtenis. Haar grote zitkamer was al weer beeldig ingericht, dan had je achter de grote brede zitkamer een gang en op die gang kwamen twee deuren uit, een was haar slaapkamer, ruim en hoog, de andere was haar rommelkamer. Door de gang, dan de hoek om, was er een heel klein keukentje, stervend koud in de winter. Boven haar nog twee etages met allemaal studenten, die zij ook vaak hielp met hun Engels. Iedere ochtend om 7 uur ging haar wekker, dan deed ze eerst in bed been massage, dan gymnastiek en zong er bij, every day and in every way I get better and better. Als haar zoon Dennis bij haar logeerde, zong hij altijd you get fatter and fatter. Daarna hielp ik haar in haar korset met baleinen, ongelooflijk zo strak zat dat. Dan uitgebreid make-up opgedaan, daarna uitgebreid ontbeten met heel veel thee en om tien uur dertig de eerste les, s' middags ook en 's avond soms ook. Een keer in de week gingen wij bij V en D om twaalf uur warm eten met tafeltjes, gedekt met witte tafellakens en grote witte servetten en een ober. Daarna naar de bioscoop, waar zij haar vaste stoel had. De rest van de week gingen wij nog tweemaal naar de film en aten 's avonds bij de studenten in de mensa. Iedere Dinsdag was haar jour, dan kon iedereen komen, had ze van alles in huis en er kwamen dan ook altijd vrienden, kennissen en soms familie, dat was altijd een hele gezellige dag vol verrassingen. Als zij les gaf ging ik vaak naar de studenten boven kletsen of mijn boeken lezen, heerlijk op haar grote bed. Haar hobby was films, zij verzamelde daar alles over. Had een twee deur linnenkast ingericht als archief kast. Ook kreeg ze alle reclame folders na afloop van iedere film, dit alles heeft ze later overgedragen aan Simon van Collum, de directeur van het film museum, die was er zielsblij mee. Later woonde ik met mijn eerste kind en in verwachting zijnde van de tweede, een jaar in De Bilt en fietste bijna iedere dag naar haar toe. Een stevige tocht zo met mijn dikke buikje en Walter in zijn kinderzitje lekker achter mijn rug. Al kirrende renden de vier zussen naar boven om mijn grootmoeder te waarschuwen dat ik er was en met zijn allen stonden zij mij op te wachten boven aan de trap. :" Dag mijn lieverd, ben je er weer, wat gezellig, kom gauw binnen". Daarna werden ik en kleine Walter door de zussen eventjes aangehaald en daarna snel naar binnen. In die tijd gaf mijn grootmoeder bijna geen les meer en vond ze het heerlijk als wij kwamen. Na enkele uurtjes bij haar te zijn geweest fietste ik weer terug naar De Bilt. Ook hielp zij mij met van alles, een gasfornuis, een stofzuiger en vooral ook door af en toe een hele dag bij mij te komen met de bus. Toen wij later ergens anders woonden, kreeg zij kanker en verloor een oog, er kwam een kunstoog voor terug, als zij dan drie weken bij mij kwam logeren zag ik hoe geduldig en moedig zij iedere ochtend haar kunstoog eruit haalde en iets erin deed en dan ging het schone oog weer terug, helaas is zij voor niet veel gespaard, de kanker kwam terug en zij verhuisde naar Den Haag, alwaar zij na een lange moeilijke weg op 82 jarige leeftijd stierf. Op een dag kwam ik uit Xenos en zag een vrouw lopen, kon alleen haar rug zien, ik kreeg een shock:" Elsie, Elsie", riep ik hard. De mevrouw draaide zich om en het was iemand anders, ineens werd alles donker en het was dat Willem mij opving of ik was onderuit gegaan. "Ik denk dat je beter kunt gaan zitten. Toen besefte ik pas hoe vreselijk ik haar gemist had, dat flinke kleine vrouwtje Elsie. Dinkie.
Elsie mijn grootmoeder.
Elsie Maud Cownie een Schotse schone, mijn allerliefste grootmoeder. Zij stapte met een klein gezelschap van de boot af. Om daarna vol verbazing, rondkijkend in Holland, vrolijk alle bijzonderheden te gaan bezichtigen, alles vond zij beautiful. Zij, een degelijk, preuts, Schots meisje van net twintig, wiens vader muziek meester op de Edinburgse universiteit was. Een geweldige familie met hun eigen schepen, een hele vriendelijke familie, hartverwarmend en zacht van karakter. Vrolijk en blij liepen ze alle musea, concerten en nog meer af. Het was een hele educatieve toer voor de groep. Zij, Elsie, besloot bij kennissen in Holland nog een tijdje te blijven om schilderles te nemen bij de Haagse school. Nog een paar van haar schilderijen hangen bij ons. Helaas misschien, leerde zij toen een stoere vlotte Hollandse bon vivant kennen, dansen, uit eten en concerten volgden en voor ze het wist, was dit lieve zachte meisje verliefd en later verloofd en getrouwd met haar stoere bon vivant. Een gelukkige tijd volgde, een leven van een well to do familie in Den Haag. Herbert, Elsie's man, had een hele grote zaak in de lange Houtstraat. Hij verkocht meubels, gordijnstoffen en nog veel meer van Bas van Pelt. Het enige waar Herbert niet zo goed mee kon dealen, was de enorme preutsheid van zijn vrouw. Toen werd Gwen geboren, (mijn moeder ) twee jaar later Dennis. Toen Gwen 7 jaar was werd bij Elsie een zeer besmettelijke tbc geconstateerd en moest zij direct naar een sanatorium, kleine Gwen naar kostschool in Vught bij de nonnen en Dennis bij zijn grootouders. En zo werd dit gelukkige gezin uit elkaar gerukt. Na twee jaar kwam Elsie weer genezen thuis. Herbert, inmiddels een rijk man had niet stil gezeten. Hij leefde het leven een bon vivant waardig, jachtpartijen, zeilen, paardrijden en feesten. Elsie, na alles wat ze had meegemaakt, paste daar absoluut niet meer bij, Elsie wilde scheiden. Vlak voor haar trein vertrok zei Herbert.:" Elsie weet je wel zeker, dat dit is wat je wilt." "Ja Herbert absoluut. " En zo vertrok Elsie, toch bleven ze tot het einde van hun leven goede vrienden. Zij werd gezelschapsdame bij een hele rijke Engelse vrouw in Nederland. En toen mensen gingen emigreren jaren later, huurde zij een appartement op de eerste etage vlakbij de lange Houtstraat en ging Engelse les geven aan zakenmensen, emigranten en kinderen. Dat heeft ze de rest van haar hele leven gedaan en goed aan verdiend. Toen zij een erfenis van haar vader kreeg is zij naar mijn moeder in Indonesië gegaan en ook haar zoon Dennis ging met zijn vrouw Beppie Rietveld, dochter van de grote Rietveld, naar Indonesië. En zo kwamen wij allen in het jappenkamp, wordt vervolgd. Dinkie.
zaterdag 6 februari 2010
Het verhaal over Elsie, een hele lieve grootmoeder
vrijdag 5 februari 2010
Siennie mijn vriendin
Staande op de rails keek ze in de verte. Een heerlijk zacht briesje beroerde haar gezicht. Hier, op deze eenzame plek, was het dus gebeurd, hier had haar lieve vader zich in een wanhoopsdaad voor de trein geworpen, hier had hij 5 jaar na de dood van hun moeder voor gekozen. Hij, een dominee uit een klein dorpje, die het ondanks zijn 5 kinderen niet meer zag zitten in zijn tweede ongelukkige huwelijk. Zij zuchtte en keek verdrietig rond, alles zag er zo vredig uit. Na een stille afscheidsgroet en gebed liep ze terug naar het huis van haar vriendin, bij wie ze een paar dagen logeerde. Het was al jaren geleden dat ze hier in het hoge noorden had gewoond. Nu, als moeder van vier volwassen kinderen, was ze trots en blij dat ze zover was gekomen. Ze had nu tijd de doden rust te geven en haar laatste stukje leven naar eigen kunnen in te vullen. Ze wilde niet meer denken aan hun vreselijke jeugd met een stiefmoeder, die over hun had geregeerd als een diep teleurgestelde, haatdragende vrouw. Als verpleegster in opleiding was zij gevlucht en had in het westen haar nieuwe leven opgebouwd. Geen pad over rozen, maar tenminste haar eigen pad. Na enkele jaren hard gewerkt te hebben trouwde zij met de zoon van het gezin, waarbij zij een kamer had gehuurd. De zoon voer op de grote vaart, op tankschepen en was daardoor soms anderhalf jaar van huis. Maar iedere keer als hij thuis was, brak de hel los en was zij ook weer zwanger. Totdat hij plotseling besloot te stoppen met varen en als havenloods te gaan werken in Rotterdam. Toen werd het leven van haar en haar inmiddels vier kinderen een echte permanente bedreiging. Zij wist zo goed en zo kwaad als het ging de zaken steeds weer recht te breien, hopend op die manier de vrede in huis te kunnen bewaren, maar bij het minste zogenaamde falen van haar kant brak de hel los. Na 20 jaar was de maat vol. Zij kreeg het huis met een levensverzekering en hij hield de rest. Hele droevige dagen kwamen en gingen met banen, die zwaar en heel onprettig waren. Uiteindelijk werd ze wegens ernstige lichamelijke problemen na jaren afgekeurd en kreeg ze een klein beetje rust. Toen ook nog jaren later een behoorlijk bedrag aan geld haar werd toegekend door een uit betaling van een verzekering, kon zij beginnen aan haar herstel en geestelijk gaan leven naar haar eigen inzichten. Heel Europa is ze doorgereisd in haar eentje. Ze bezocht overal, ook in Nederland, alle musea, ging naar Lapland, Nieuw-Zeeland, Vietnam en alle Oost Europese landen. Ze leefde heel zuinig had geen auto, besteedde heel weinig aan luxe, maar reisde wel zowat de halve wereld af en brak in Engeland haar been en dit alles helemaal alleen. Zo kon ze nu, terugkijkend op dat slechte begin, blij zijn met al het geluk, dat ze nu heeft, leuke kleinkinderen, goed ontwikkelde kinderen en een heel leven nog vol met heel veel interesses. Al 52 jaar ken ik haar en houden wij contact, soms veel, soms wat minder, maar wij vergeten elkaar nooit. Dinkie.
donderdag 4 februari 2010
Hoe ik mijn vader weer terug zag
Het Weerzien Met Mijn Vader
15 Augustus 1946. Wij waren bevrijd, heel toepasselijk het is nu18 Augustus 2007. Vrij, dat had je gedacht, de Javanen wilden nu hun vrijheid en trokken ten strijde tegen ons blanke bezetters. Van mijn vader hadden wij inmiddels briefkaarten via Rode Kruis ontvangen,blijf waar je bent, ik kom eraan. Na heel veel ellende van aanvallende Javanen en na veel omzwervingen belanden wij eindelijk heelhuids in Batavia. Daar kreeg mijn moeder van het rode kruis bericht dat mijn vader op weg naar ons was op gepakt door de Indonesiërs, met als slotwoorden: vermist, waarschijnlijk dood. Dus mijn moeder kon met ons naar Holland als weduwe. Op de Klipfontein, die veel later op een klip kapot sloeg, zeer toepasselijk, zoals het hoort. Op dit voor ons schitterende schip trok mijn moeder zich terug met twee nonnen in een hut, omdat ze astma patiënt was. De hele reis tot Attaca bij Egypte hebben wij haar niet meer gezien of gesproken. Mijn broer en ik wij zwierven over het dek en genoten van de heerlijke zeelucht en het vele eten dat wij er kregen en niemand die op ons lette. We aten stik veel mandarijnen en dronken heel veel cola. Wassen was er niet bij, dat waren wij toch niet gewend en sliepen buiten achter de schoorsteen van het schip. Uiteindelijk besloot de kapitein, die ter oren was gekomen dat er twee kinderen rond zwierven, om ons onder de hoede van een voogd te plaatsen. Ik kwam onder de hoede van dr. Provo Knuit, een gepensioneerde scheepsarts. Prima leven, hij was zeer streng,ik moest baden in zeewater, puisten werden open gesneden en toch ook heel lief. Hij was mijn eerste surrogaat vader na 5 jaar en ik was er erg blij mee. Een enkele keer in de week dronk hij iets te veel en moest ik hem naar bed helpen in plaats van hij mij, maar voor de rest een super goede echte vaderfiguur. Aangekomen in Holland in Amsterdam moest ik helaas afscheid van hem nemen en kreeg twee paardenkoppen houten boekensteunen. Wat heb ik gehuild, ineens weer vaderloos. In Amersfoort werden wij door mijn moeder zomaar bij wildvreemde Hollandse gezinnen ondergebracht, ik als meisje van 13 jaar. Zaterdags en Zondags mochten wij even een uurtje bij haar komen. In dit voor mij wildvreemde land, het was April 1947, bestierf ik het van de kou in het huis zonder centrale verwarming bij het gezin van mevr IJf. Zij had zelf drie kinderen en was weduwe, die mij maar een heel raar product vonden, dat gele kampkind met rare manieren en al die rare Indische woorden, zoals pisang voor banaan of ketimoen voor komkommer enz. enz.. Wat voelde ik mij toen eenzaam en ellendig. Op een dag wilde ik even mijn broertje opzoeken, ik belde aan, de deur van het huis waar hij zat werd open gedaan en een dienstbode vertelde, dat mijn broer wegens gezondheidsredenen naar het platteland was gezonden om aan te sterken. Ik dacht erger kan het niet of toch wel en ging op straat lopen met mijn ogen dicht, want ik dacht zo kan het ook nog zijn, dus valt het eigenlijk wel mee, gelukkig ben ik niet blind. Na vele builen van vele lantaarnpalen en kapotte knieën bedacht ik mij dat mijn lot nog niet zo slecht was. Ik besloot het heft in eigen hand te nemen en zelf iemand te zoeken, die mij dan als kind kon adopteren. En zo gezegd, zo gedaan. Iedere dag op weg naar school en terug passeerde ik vele prachtige huizen, een daarvan was mijn lievelingshuis en daar woonde een hele lieve oude dame met een wit hondje, die ze vaak uitliet als ik er langs kwam. Die was het, zij had zo'n lief gezicht en groette mij altijd zo vriendelijk. Dus ging ik met haar praten en op het laatst liet ik het hondje uit en nog later zat ik bij haar thee te drinken en weer later zat ik er heel veel. En op een dag vroeg ik haar of zij mij wilde adopteren, ze was perplex en na heel veel heen en weer gepraat en gesmeek van mijn kant(het huis van binnen was nog aanlokkelijker, dan van buiten, gezellig vol en heel mooi), heeft ze mijn moeder gebeld en mijn wens overgebracht. Gelukkig bleek zij een gepensioneerde hofdame van Wilhelmina te zijn en daardoor werd de schade beperkt wat mij betreft. Mijn moeder ging er doodlief op bezoek en legde alles uit naar haar inzichten. Ik heb er wat traantjes om gelaten om deze schattige lieve vrouw met haar witte hondje, waar ik helaas niet bij mocht wonen en was wanhopig. Op dat moment vond de kosmos het genoeg en kwam het bericht dat mijn eigen vader gevonden was en na vijf maanden ziekenhuis op een schip naar Holland zat. De dag dat hij bij ons terug kwam zal ik nooit meer vergeten. Mijn broer en ik waren gebaad en in onze beste kleren bij mijn moeder op visite aan het wachten op hem (mijn vader na 6 jaar). Het duurde maar en het duurde maar, uiteindelijk gingen wij buiten spelen. De Jan Huigensstraat in Amersfoort lag een beetje op een helling en daar zag ik in de verte een wit busje aankomen. Ik rende de helling af en het busje stopte naast mij en een man met een heel lief bruin gezicht vroeg mij de weg naar de Huigensstraat. Ik wees hem die en toen hij doorreed drong het tot mij door, dat is mijn vader. God wat was ik blij, ik had een echte vader. Ik rende naar mijn moeders huis en daar liep hij het pad op. Opa riep ik, opa, ik ben het, Dinkie. Hij draaide zich om en sloot mij in zijn armen, wat was ik gelukkig, diep gelukkig nu zou het allemaal goed komen, hij was terug. Mijn broer en ik huilden en hij ook.Toen wij na het eten weg moesten was hij met stomheid geslagen en vond dat vreselijk en beloofde ons, alles zo snel mogelijk te regelen, wat hij ook gedaan heeft. Twee maanden later zaten wij met zijn vieren op een etage in de Bergstraat in Amersfoort, tegenover het kerkhof. Niemand kan beseffen hoe blij ik was. Later toen mijn lieve vader op sterven lag hier bij ons in Zeeland in het ziekenhuis, heb ik heel veel voor hem kunnen terug doen tot en met zijn laatste adem, ben daar heel erg blij mee En mijn moeder, die was later toen ze oud was een geweldige oma voor haar kleinkinderen. Ze had als meisje van 7 jaar naar kostschool gemoeten, omdat haar moeder voor een paar jaar met TBC naar een sanatorium ging. Bij de nonnen was het voor haar ook geen pretje geweest, alhoewel zij beweerde van wel.Dinkie
zondag 10 januari 2010
Stef,Queen Cheng en grootvorst
door Willem gemaakt 10 jaar geleden
Waar blijft de tijd, helaas is alles zo voorbij dus zoveel mogelijk van genieten. Dit was in een tijd, dat wij kippen, drie honden, kalkoenen en een kat hadden. Verder een tuin vol rozenstruiken heel aparte struiken. Twee grote houtkachels. Maar wij hebben ervan genoten nog een paar foto's van de hondjes uit die tijd. Dinkie
de moeilijke loop van mijn goede lieve vrienden
De Moeilijke Loop Van Een Vriend.
In ieder mensenleven komen wel eens gebeurtenissen voor, die zich dan ook steeds herhalen, zo ook in het mijne. Het begon met mijn eerste buurjongen, vriend in Wassenaar. Aernout heette hij en hij woonde in het mooiste huis aan de prachtige pauwvijver in Wassenaar. Wij zaten samen op het Rijnlands en ineens kwam hij met chauffeur voorrijden. Aangezien rijk bij mijn moeder alles mocht, werd hij direct uitgenodigd te blijven tot zes uur en zo werd hij een vaste, regelmatig komende vriend. Waarom chauffeur, Aernout was geboren met een beentje, dat niet meer mee groeide en moest operatie na operatie ondergaan. Ze probeerden van zijn kleine hieltje een knietje te maken, dat lukte niet en Aernout had een kunstbeen. Voor een kind uit de Jappen kampen geen enkel probleem. Vaak gingen wij in september 's avonds naar het strand, hielp ik hem met de leren banden op zijn rug los te maken en al hinkend gingen wij heerlijk uren zwemmen. Daarna was het even trekken en hijsen om het kunstbeen goed vast te krijgen en liep hij weer met zijn eigenaardige loopje het strand af. Het verhinderde hem niet om op ons schoolbal met de band les feuilles mort van Charles Trenet te zingen, feilloos zuiver en te dansen, de hele avond, ook veel met mij. Hij had het bij ons thuis uren geoefend met mijn moeder aan de piano. Uiteindelijk ging hij toch meer betekenen voor mij. Op een avond, Willy mijn vriendin uit Indië logeerde bij ons, omdat ze in Leiden studeerde, kwam Aernout en wilde met mij uit. Maar in die tijd van mijn leven was ik geen weekend meer thuis, dus had al een afspraak voor een feest in Den Haag. Inmiddels reed hij zijn eigen scooter en nam Wil toen maar mee naar de bioscoop. Hij belde op mijn feest en wilde mij komen ophalen en Wil op de tram zetten, ik weigerde dit. Toen ik 's nachts laat thuis kwam vond ik het vreemd dat ze nog niet terug waren, heel vreemd. Dus bleef ik wachten. Om zes uur een politie auto, met twee man kwamen ze aan, ik was doodsbang. Willy en Aernout waren onder de tram gekomen. Beiden leefden nog, Willy is op haar elleboog na bijna geheel Oke, die was goed verbrijzeld is nooit meer helemaal goedgekomen. Aernout had een hele erge schedelbasis fractuur en is voor jaren in Zwitserland geweest en zo verloren wij elkaar uit het oog. Jaren later, met Willem lopend over de kermis te Voorschoten, kwamen wij hem tegen en ik herkende hem direct aan zijn loopje. Wat was dat fijn, hij was getrouwd, had geen kinderen, maar dronk gewoon stelsel matig te veel. Wij hebben elkaar toen veel gezien en op een avond, komend van hun huis na een heerlijk etentje, kregen wij een heel ernstig auto ongeluk, met ambulance ziekenhuis Leiden. Aernout kwam direct naar het ziekenhuis 1 uur 's nachts en gleed helemaal uit in de gang van het ziekenhuis met zijn been en lag languit op de vloer. Hij zei tegen mij. " Je bent niet de enige, die beroerd is, ik gleed uit door kots dat er lag:" Aernout, dat was wel van mij," zei ik. O" gelukkig dan is het niet erg was zijn antwoord. Na enkele maanden, toen wij weer opgeknapt waren en hem ook weer af en toe zagen, als vrienden gingen wij met hem en zijn vrouw om, alleen de drank was een heel ernstig probleem, wat hem uiteindelijk ook zijn huwelijk koste, wij hebben hem nog veel kunnen opvangen maar ook werd de drank voor ons een probleem en ineens hoorden wij dat hij weer was opgenomen in Bloemendaal. Helaas is hij daar vrij snel plotseling overleden. Maar dat loopje vergeet ik nooit en ik ben het nog twee keer in mijn leven tegengekomen, allebei van mannen, die veel voor mij betekend hebben, voordat ik Willem kende en allebei met een kunstbeen, heel merkwaardig. Dinkie
In ieder mensenleven komen wel eens gebeurtenissen voor, die zich dan ook steeds herhalen, zo ook in het mijne. Het begon met mijn eerste buurjongen, vriend in Wassenaar. Aernout heette hij en hij woonde in het mooiste huis aan de prachtige pauwvijver in Wassenaar. Wij zaten samen op het Rijnlands en ineens kwam hij met chauffeur voorrijden. Aangezien rijk bij mijn moeder alles mocht, werd hij direct uitgenodigd te blijven tot zes uur en zo werd hij een vaste, regelmatig komende vriend. Waarom chauffeur, Aernout was geboren met een beentje, dat niet meer mee groeide en moest operatie na operatie ondergaan. Ze probeerden van zijn kleine hieltje een knietje te maken, dat lukte niet en Aernout had een kunstbeen. Voor een kind uit de Jappen kampen geen enkel probleem. Vaak gingen wij in september 's avonds naar het strand, hielp ik hem met de leren banden op zijn rug los te maken en al hinkend gingen wij heerlijk uren zwemmen. Daarna was het even trekken en hijsen om het kunstbeen goed vast te krijgen en liep hij weer met zijn eigenaardige loopje het strand af. Het verhinderde hem niet om op ons schoolbal met de band les feuilles mort van Charles Trenet te zingen, feilloos zuiver en te dansen, de hele avond, ook veel met mij. Hij had het bij ons thuis uren geoefend met mijn moeder aan de piano. Uiteindelijk ging hij toch meer betekenen voor mij. Op een avond, Willy mijn vriendin uit Indië logeerde bij ons, omdat ze in Leiden studeerde, kwam Aernout en wilde met mij uit. Maar in die tijd van mijn leven was ik geen weekend meer thuis, dus had al een afspraak voor een feest in Den Haag. Inmiddels reed hij zijn eigen scooter en nam Wil toen maar mee naar de bioscoop. Hij belde op mijn feest en wilde mij komen ophalen en Wil op de tram zetten, ik weigerde dit. Toen ik 's nachts laat thuis kwam vond ik het vreemd dat ze nog niet terug waren, heel vreemd. Dus bleef ik wachten. Om zes uur een politie auto, met twee man kwamen ze aan, ik was doodsbang. Willy en Aernout waren onder de tram gekomen. Beiden leefden nog, Willy is op haar elleboog na bijna geheel Oke, die was goed verbrijzeld is nooit meer helemaal goedgekomen. Aernout had een hele erge schedelbasis fractuur en is voor jaren in Zwitserland geweest en zo verloren wij elkaar uit het oog. Jaren later, met Willem lopend over de kermis te Voorschoten, kwamen wij hem tegen en ik herkende hem direct aan zijn loopje. Wat was dat fijn, hij was getrouwd, had geen kinderen, maar dronk gewoon stelsel matig te veel. Wij hebben elkaar toen veel gezien en op een avond, komend van hun huis na een heerlijk etentje, kregen wij een heel ernstig auto ongeluk, met ambulance ziekenhuis Leiden. Aernout kwam direct naar het ziekenhuis 1 uur 's nachts en gleed helemaal uit in de gang van het ziekenhuis met zijn been en lag languit op de vloer. Hij zei tegen mij. " Je bent niet de enige, die beroerd is, ik gleed uit door kots dat er lag:" Aernout, dat was wel van mij," zei ik. O" gelukkig dan is het niet erg was zijn antwoord. Na enkele maanden, toen wij weer opgeknapt waren en hem ook weer af en toe zagen, als vrienden gingen wij met hem en zijn vrouw om, alleen de drank was een heel ernstig probleem, wat hem uiteindelijk ook zijn huwelijk koste, wij hebben hem nog veel kunnen opvangen maar ook werd de drank voor ons een probleem en ineens hoorden wij dat hij weer was opgenomen in Bloemendaal. Helaas is hij daar vrij snel plotseling overleden. Maar dat loopje vergeet ik nooit en ik ben het nog twee keer in mijn leven tegengekomen, allebei van mannen, die veel voor mij betekend hebben, voordat ik Willem kende en allebei met een kunstbeen, heel merkwaardig. Dinkie
Aernout, Rijnlandslyceum 1954 Wassenaar
Abonneren op:
Posts (Atom)